De warme overdracht

Standaard
Image credit: Rafael Sato

Jaren gaf ik les in groep 7/8. De algemene missie van basisscholen om ‘kinderen voorbereiden op de toekomst’ wordt in groep 8 altijd een stuk concreter: ze voorbereiden op de volgende belangrijke stap in hun onderwijscarrière. Een stap naar een groter schoolgebouw waarin je kunt verdwalen (zodat het zweet je uitbreekt, want je hebt vijf minuten om van lokaal te wisselen), een nieuwe vorm van onderwijs waar je aan moet wennen (en als het geen montessori is, wel héél erg aan moet wennen), veel meer leraren voor je neus (met elk een andere gebruiksaanwijzing), alle vakgebieden los aangeboden (Waar is mijn kosmische kapstok? Ik overzie het niet meer!) en dan óók nog allemaal nieuwe kinderen die je moet peilen (want je bent wel stoer en je laat het heus niet zien, maar je hebt toch snel vrienden nodig om niet te verzuipen in de onveilige chaos die de middelbare school op het eerste gezicht lijkt).

En aan ons leerkrachten groep 8 de belangrijke en dankbare taak te zorgen voor verzachtende omstandigheden in de vorm van een goede voorbereiding. Dat betekent dat ik gedurende het laatste jaar van de basisschool steeds meer de nadruk leg op de eigen verantwoordelijkheid voor het leerproces. Dat ik een nog grotere zelfstandigheid verwacht van mijn leerlingen. Dat ik ze regelmatig voorbeelden geef uit de middelbare schoolpraktijk, zodat ze zich kunnen proberen voor te stellen hoe dat gaat zijn straks. Met nadruk op proberen. Want ik heb niet de illusie dat ik de overstap naar het VO werkelijk kan vergemakkelijken. Daar staat het kind toch eigenlijk helemaal alleen voor. Hoeveel hulp en goedbedoelde adviezen het ook krijgt, ieder kind moet uiteindelijk toch zelf beginnen aan dat grote avontuur.

Om dat avontuur toch zo goed mogelijk te laten verlopen, focus ik niet alleen op het kind, maar ook op de ontvangende school. Ja, dat onderwijskundig rapport moet natuurlijk ingevuld worden, maar dat zoveelste afvinklijstje doet bij lange na geen recht aan het kind dat zich acht jaar lang onder onze hoede heeft ontwikkeld. Daar wil ik gewoon over praten met de ontvangende school. Ik wil een warme overdracht. En dat koude rapport krijgen ze er wel bij. De overdracht is bijzonder warm als wij ook de terugkoppeling krijgen vanuit het VO: hoe gaat het met onze oud-leerlingen? Met sommige scholen is die overdracht zo goed, dat we elkaar wederzijds adviseren. Het VO heeft hulp nodig bij de aanpak van een bepaalde leerling en wij kunnen tips gebruiken voor het ‘klaarstomen’ en adviseren van onze achtstegroepers en hun ouders. Mooi, en essentieel, deze warme samenwerking. We zouden er meer tijd voor moeten maken. Een warme overdracht voor iedereen en niet slechts je zorgleerlingen. Werkelijk recht doen aan ieder kind. Zorgen voor een soepele overgang naar het ‘nieuwe leven’.

Want het is zo spannend. Het staat toch in je geheugen gegrift, de eerste schooldag. Extra vroeg opgestaan, want ook al had je gisteravond zorgvuldig je kleren uitgezocht en klaargelegd, vannacht werd je wakker met de conclusie dat dat setje toch geen goed idee is. Bovendien heb je ook de tijd nodig om je hopeloze haar goed te krijgen. Wel hopen dat het niet regent, want je gaat toch echt niet in regenpak naar school. En wat moet je eigenlijk meenemen om te eten? Is een broodtrommel nog wel acceptabel? Maar je krijgt ruzie met je pa als je gaat starten met boterhamzakjes, want dat is slecht voor het milieu. En dat vind jij ook. Want je bent net zo milieubewust als je vader en daar ben je trots op ook. Maar deze eerste schooldag is het milieu even iets minder belangrijk dan jij. Dus je stopt braaf je boterhammen in je broodtrommel, maar grist stiekem die boterhamzakjes ook mee. Voor de zekerheid. Kun je altijd nog omwisselen. Zo. Het avontuur kan beginnen!

Deze tekst is eerder als column verschenen in Montessori Magazine, jaargang 38, nummer 4

Lichtstralen in herfstige dagen

Standaard
Image credit: bark

‘Waarom werk je niet, Frederick?’, vroegen ze.
‘Ik werk toch’, zei Frederick.
‘Ik verzamel zonnestralen voor de koude, donkere wintertijd.’

Maria Montessori sprak over ‘het geven van een lichtstraal’; een prachtige verwoording van een van de belangrijkste taken van de leerkracht. Wij geven kinderen lichtstralen; licht dat maakt dat ze iets zien wat nog in het donker lag: een mogelijkheid, een ontdekking, of concreter, een lesje of materiaalaanbieding.

Maar misschien gaat het veel meer nog over onze lichtstralen als warmtebron: de bemoedigende blik, de hand op de schouder, de aai over de bol, de vertrouwelijke knipoog. Een lichtstraal die zorgt dat het kind gezien wordt. De gerichte straal waarbij we focussen op één kind en onze aandacht op dat moment volledig is. Gericht op het individu, maar nooit de groep, het geheel, uit het oog verliezend. Diffuus licht dat maakt dat we de bewegingen in de groep blijven zien en op enig moment ervoor kiezen onze straal op een ander kind of groepje te richten.

Het is mooi om stil te staan bij de metafoor van de lichtstraal. Zeker in deze herfstige dagen nu het weer sneller donker wordt. Wanneer we richting de winter weer wat minder buiten komen en de huiselijke sfeer opzoeken en deze sterk waarderen. Kaarsen aan, warme deken op de bank. Een veilige omgeving waarin we ons kunnen bezinnen: even stilstaan, even nadenken, even niets. Gewoon even zijn. Wellicht is dat de grootste kracht van onze lichtstraal: ons warme licht dat veiligheid biedt om als kind er gewoon te kunnen zijn.

‘Doe je ogen maar dicht’, zei Frederick, en hij klauterde op een grote steen.
‘Nu stuur ik jullie mijn zonnestralen. Voel je hun warmte, hun gouden gloed…’
En terwijl Frederick sprak van zon en zomer, werden de vier muizen al warmer en warmer.

Tekst uit: Frederick, Leo Lionni (Deventer, 1979)