Lekker opscheppen

Standaard
Image credit: Scott Robinson

Meer dan eens vroeg ik me de afgelopen jaren af waarom er toch zo vaak iets bij moet komen op ons onderwijsbordje. Waarom onze beroepsgroep telkens opnieuw aangewezen wordt om toch écht meer aandacht te besteden aan muziekonderwijs, techniekonderwijs of bewegingsonderwijs. Om burgerschapsvorming intensiever aan te bieden, met lessen voor de democratie en vanzelfsprekend tegen pesten en radicalisering. De thema’s waarmee leraren meer aan de slag zouden moeten – volgens OC&W, volgens de wetenschap, volgens de media – allemaal belangrijk, echt waar. Maar past het nog op ons bordje? Zo wordt het toch allemaal koud? Waar blijft onze eetlust dan nog?

Neem nou Alexander Rinnooy Kan met zijn voorstel vorig jaar om warme maaltijden op school te introduceren. Op zijn missie is niets aan te merken (afgezien van een berg aan praktische en financiële bezwaren). Er is niemand tegen een goede middagmaaltijd, waarbij kinderen gevarieerd en gezond leren eten en liefst de maaltijden ook zelf mee helpen bereiden. Maar wie is er nou eigenlijk verantwoordelijk voor de innerlijke jonge mens? Leraren of ouders?

Het schuurt wel vaker in het schemergebied van rollen en verantwoordelijkheden over opvoeding en onderwijs. Er zijn leraren die vinden dat ouders te ver gaan in het stellen van bepaalde eisen in het onderwijsaanbod, ook al hebben ouders misschien een terechte zorg. En er zijn ouders die vinden dat leraren zich niet moeten bemoeien met de bedtijd van de kinderen, ook al observeert de leraar voortdurend een gapend kind dat moeite heeft met concentreren.

In een maakbare wereld zou het allemaal heel logisch zijn. Tussen 8.15 en 15.00 uur zijn de kinderen onze verantwoordelijkheid. Voor en na die tijd is het aan de ouders. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Wij verwachten bijvoorbeeld meer dan eens dat ouders ons een handje helpen op school of dat ouders hun kind een handje helpen met huiswerk. Mogen ouders dan ook van ons verwachten dat we een deel van hun taak overnemen en een gezonde warme lunch aanbieden? Maar nemen wij dan niet de verantwoordelijkheid van ouders over?

Misschien begint het allemaal wel met de eerste schooldag: ouders brengen hun kind naar school, dragen hun kind over en daarmee een deel van de opvoeding. Welk deel precies, daar gaat de school over, maar wél in voortdurende samenspraak met ouders over rollen en verantwoordelijkheden. Neem bijvoorbeeld een meisje dat keer op keer zonder ontbijt naar school wordt gestuurd. Als ze door haar lege maag op school niet tot leren komt, is het ook onze verantwoordelijkheid. Dus smeren we met liefde een boterham en delen we ons fruit, zodat ze energie heeft om aan het werk te gaan. En dan gaan we met de ouders praten over hún verantwoordelijkheid. Zeggen dat we ons zorgen maken en vragen wat we voor ze kunnen betekenen om er samen voor te zorgen dat hun kind op school kan leren.

Opvoeden doen we echt samen. En het is een hele eer dat ouders hun kinderen aan ons toevertrouwen. Het is ook een hele eer dat een lid van de Eerste Kamer vindt dat we een bijdrage kunnen leveren aan het gezonde innerlijke kind, dat de staatssecretaris onze hulp nodig heeft bij het verdedigen van de democratie, dat wetenschappers ons toevertrouwen de hersens van onze kinderen beter te activeren door een breder muzikaal aanbod. Het zijn complimenten aan onze beroepsgroep. We krijgen het vertrouwen alle uitdagingen van de maatschappij aan te pakken. Je zult maar leraar zijn, wat een topbaan! Ik schep lekker nog een keer op. Die energie kan ik wel gebruiken.

Deze tekst is eerder verschenen als column in Montessori Magazine 40-2.

Advertentie

Altijd honger

Standaard
Image credit: Adrien Sifre

Wat is het geheim van jouw succes als leraar Femke?

Een mooie vraag die ik kreeg van een van de deeltijdstudenten van de HAN Pabo waar ik onlangs mee in gesprek mocht. Het was een waardevolle avond met een scala aan prachtige uiteenlopende onderwijsthema’s waar de studenten zich in verdiepten: ouderparticipatie, Engels in de kleuterklas, Passend Onderwijs, het ideale schoolgebouw en nog veel meer. Aan mij de eer om overal wat over te zeggen. Daarmee hoopte ik de studenten te inspireren en ze verder te helpen in hun kritisch denkproces over hun onderwerp.

En toen kwam die vraag. Hij kwam niet geheel uit het niets. Hij kwam een beetje aan het einde van de intensieve sessie van 1,5 uur. Het is ook een vraag die ik – zij het in andere woorden – wel vaker heb gekregen als Leraar van het Jaar. Iedereen wil weten waarom nou uitgerekend jij de beste bent, waarop ik elke keer weer opnieuw moet uitleggen dat de verkiezing niet om de beste leraar draait, maar om het promoten van ons beroep. En dat mag dan door een uitverkozen ambassadeur gedaan worden. En die ambassadeur is een goede leraar, natuurlijk niet de beste. Ik denk ook niet dat die bestaat.

Wij hebben namelijk een beroep waarin je nooit uitgeleerd bent. En ook al kun je stellen dat er eigenlijk geen enkel beroep is waarvoor je ooit uitgeleerd raakt, denk ik dat het voor leraren extra belangrijk is om je er bewust van te blijven dat je nooit klaar bent met leren.
Ten eerste omdat je werkt met een doelgroep die telkens anders is; de groep leerlingen die dit jaar wat anders nodig heeft dan vorig jaar, de individuele leerling die vandaag wat anders nodig heeft dan gisteren. Ten tweede omdat je als leraar verplicht bent om het goede voorbeeld te geven aan je leerlingen. Je bent nieuwsgierig, je kunt je verwonderen, je wilt leren over zaken waar je wat minder van af weet, je wilt je verdiepen in zaken waar je onderwijshart sneller van gaat kloppen. Kortom, je blijft werken aan je professionalisering.

Mijn geheim? Ik heb altijd honger. Honger naar kennis. Ik heb leren altijd heel erg leuk gevonden en wil mijzelf blijven voeden met nieuwe inzichten; verkregen door feedback van leerlingen, het lezen van een goed onderwijsboek, het voeren van mooie onderwijsdialogen. Voor mij geldt echt: ik leer, dus ik leef! Stilstaan in mijn ontwikkeling is geen optie. Leidt dat willen leren dan automatisch tot succes? Nee, dat denk ik niet. Het hebben van een nieuwsgierige houding is één, ernaar handelen is de vervolgstap. Ik werk planmatig, doelgericht en zet door. Dat alles vanuit passie voor mijn beroep, vanuit het geloof dat het altijd beter kan. Ik heb inmiddels wel geleerd om ook mijn successen te vieren en te zien en waarderen wat er allemaal goed gaat, op zijn tijd even stil te staan, rust te nemen en te genieten van de resultaten. Om vervolgens mijn knorrende geest weer te horen: tijd voor nieuw onderwijsvoer!

Deze tekst is eerder verschenen als column in magazine De Nieuwe Leraar, 2016, #5

Even stilstaan…en gáán!

Standaard
Image credit: Moyan Brenn

Waarom ben je leraar geworden?
Waarom ben je nu leraar?
Waarom wil je leraar blijven?
Hoe wil je dan leraar blijven?

Wanneer ik – in mijn rol als ambassadeur van de Onderwijscoöperatie [1] –  leraren stil laat staan bij deze vragen, dan wakker ik hun onderwijsvuurtje aan. Even een kijkje in het verleden: wat waren mijn idealen? Even bewust zijn van het nu: is het onderwijs dat wat ik ervan verwacht had en ben ik nog tevreden met mijn leraarschap? Even een blik op de toekomst: Wat betekenen die antwoorden voor het vervolg van mijn loopbaan? Doe ik eigenlijk wel de dingen die ik wil doen? Lukt het mij om ze goed te doen? Wat heb ik nodig om te groeien in mijn beroep?

Toen ik de Pabo (deeltijd verkort) deed, ontdekte ik snel dat mijn missie als leraar was de kinderen zo snel mogelijk zo zelfstandig mogelijk te laten zijn. Ik verdiepte mij in diverse (traditionele) onderwijsvernieuwers, in adaptief onderwijs, in literatuur over zelfstandig leren. Ik ontwikkelde het Leesdossier op de basisschool, waardoor kinderen via lees- en kunstonderwijs zelfstandig leerden plannen. Ik was op de reguliere school altijd op zoek naar hoe ik kinderen kon leren het zelf te doen.

Hoe blij was ik dus ook toen ik de kans kreeg om op een montessorischool te werken waar Maria’s ‘help het mij zelf te doen’ centraal stond. Dat ik meteen ook de gelegenheid kreeg om de montessoriopleiding te doen, was voor mij echt een cadeau. Want ik wilde als leraar het ook zo snel en zo goed montessoriaans mogelijk werken. Wat mij als leraar drijft, hangt voor mij erg samen met hoe ik altijd al wilde werken en leren: zelfstandig.

De montessoriopleiding die ik volgde sloot aan op mijn professionaliseringsbehoefte, op mijn manier van leren. Niet elke week ‘schools’ naar de opleiding, maar enkele intensieve contactmomenten waarop ik veel leerde van mijn opleiders, en daarnaast vooral zélf werken en leren in zelfstandig opererende leerteams binnen de eigen regio. Voor iedereen hetzelfde ‘wat’ (doelen), maar eigenaarschap over het ‘hoe’ (aanpak). Voor mij is dit de juiste manier van scholing: leraren zijn zelf verantwoordelijk voor hun ontwikkeling en leggen daar ook zelf verantwoording over af. Wat wij van de kinderen vragen, moeten we ook van onszelf vragen en mogen opleidingen dus ook van ons vragen.

Waarom ben ik leraar geworden? Omdat ik kinderen iets wilde leren.
Waarom ben ik nu leraar? Omdat ik zelf zoveel van kinderen leer.
Waarom wil ik leraar blijven? Omdat ik wil blijven leren en ons beroep daar bij uitstek geschikt voor is.
Hoe wil ik dan leraar blijven? Door mijzelf regelmatig af te vragen of ik nog een gelukkige leraar ben en of ik nog steeds kan doen wat ik wil doen zoals ik het wil doen. En kan ik dat niet? Dan ga ik op zoek naar hoe ik dat dan wel weer kan bereiken. Ik ben tenslotte zelf verantwoordelijk voor mijn (beroeps)geluk en voor mijn (beroeps)ontwikkeling.

Een van onze belangrijkste taken als leraar is voorleven. En zoals we onze kinderen stimuleren bewust en met aandacht te werken aan hun eigen ontwikkeling, zo mogen we ook onszelf en elkaar stimuleren: regelmatig bewust stilstaan bij je beroep, bij je verwachtingen, bij je behoeften. Even stilstaan…en er dan weer helemaal voor gaan!

[1] We mogen trots zijn op ons beroep. We mogen ons professionaliseren. We mogen onszelf laten zien. Dus: sta jij al in het Lerarenregister? Bijna 60.000 leraren gingen je voor: www.registerleraar.nl

Deze tekst is eerder verschenen als column in Montessori Magazine 40-1.

 

To be or not to be a teacher

Standaard
Image credit: Jennifer Sandusky

Ik ben per 1 januari 2016 tijdelijk de klas uit. Ik kreeg de kans om gedetacheerd aan het werk te gaan bij de Onderwijscoöperatie om mij volledig te kunnen storten op het goede doen voor mijn collega-leraren. Als je Leraar van het Jaar wordt, krijg je als ambassadeur de kans om het geluid van jouw onderwijswerkveld te laten horen. Ik neem die verantwoordelijkheid serieus en probeer waar ik kan mijn steentje bij te dragen met als enig doel: goed onderwijs door gelukkige leraren voor gelukkige leerlingen.

Stap in de richting van je idealen
Ik grijp kansen waar ik kan om te werken aan dat doel. Bijvoorbeeld door met politici te praten. Over wat leraren nodig hebben, over wat hen bezighoudt, over waar ze goed in zijn en wat ze moeilijk vinden. Tijdens mijn eerste lunch met Sander Dekker wees ik hem op de problematische klassengrootte in combinatie met Passend Onderwijs én zijn grote focus op meer aandacht voor excellente leerlingen. U vraagt teveel, meneer Dekker. Tijdens mijn eerste kennismaking met Jet Bussemaker pitchte ik over de noodzaak voor een betere begeleiding van starters. U zult de lerarenopleidingen er nog meer bij moeten betrekken, mevrouw Bussemaker. Tijdens de ISTP 2015 kwam ik op voor de stem van de leerling. Tijdens de ISTP 2016 remde ik het ministerie af die de neiging had voor de zoveelste keer iets nieuws te willen lanceren in ons veld terwijl we nog niet eens goed op de hoogte zijn van mooie kansen als het LerarenOntwikkelFonds en onze rol in curriculumontwikkeling. Ik heb niet de illusie dat wat ik zeg ook daadwerkelijk leidt tot grote veranderingen en verbeteringen. Maar elke stap telt. Dat vertel ik mijn leerlingen ook. Elke kleine stap in de richting van je dromen en idealen is de moeite waard.

Wat heeft de wereld van mij nodig?
Vorige week woensdag was ik bij TEDx AmsterdamEd met als thema #BornToLearn. Ik was daar onder de indruk van de talk van Roshan Paul over social innovation en changemaking. Hij vertelde mensen graag te helpen bij belangrijke levenskeuzes, onder andere op het gebied van werk. Hij stelt daarbij essentiële vragen:

Waar ben ik goed in?

Waar word ik gelukkig van?

Wat heeft de wereld van mij nodig?

Ik realiseerde mij dat mijn levensreis zich altijd heeft beperkt tot het voortdurend stellen van de eerste twee vragen. De gevonden antwoorden helpen mij bij met het maken van een keuze: Ik ga naar het Elzendaalcollege, ook al is mijn moeder daar conrector, maar ik word blij van het gebouw. Ik kies biologie in mijn vakkenpakket, ook al raadt iedereen het mij af (veel te moeilijk voor je), maar ik vind het zo’n mooi vak. Ik ga Vergelijkende Kunstwetenschappen studeren, ook al weet niemand eigenlijk wat je daar nou mee kan worden, maar kunst maakt me gelukkig. Ik ga tussendoor in Engeland studeren, ook al krijg ik heimwee, maar ik wil beter worden in Engels. Ik ga stagelopen bij de KunstRAI, ook al krijg ik het doodsbenauwd van al die hotemetoten die voorbijgaan aan kunstbeleving en focussen op de winst, maar ik wil zeker weten dat die wereld niets voor mij is. Ik ga afstuderen in kunsteducatie en schrijf mijn scriptie in het Engels, ook al hoeft dat niet en kost dat meer tijd, maar ik wil mijn Engels onderhouden. Ik ga toch maar naar de open dag van de Pabo, ook al vindt men het raar dat een WO cum laude afgestudeerde zich gaat oriënteren op lesgeven aan jonge kinderen, maar ik was nieuwsgierig. (En mijn moeder was ervan overtuigd dat het iets voor mij zou zijn, dus vooruit dan maar mam, omdat jij het bent en zegt.)

Leraar worden, zijn en blijven
Het bleek een gouden greep, leraar worden. Ik vond het zwaar de eerste jaren, maar wat een mooi en dankbaar vak. Zo betekenisvol, zo zinvol, zo zingevend. Ik fietste vrijwel elke dag fluitend naar mijn werk en fluitend weer terug. Jarenlang kon ik er al mijn eieren in kwijt: liefde voor het zien groeien en bloeien van mensen, voor samen werken aan steeds beter onderwijs, voor het geven van vakken als taal, literatuur, kunst, Engels, geschiedenis en de laatste jaren ICT en sociale media. Ik was er goed in. Ik werd er gelukkig van. Tot ik mij in december 2013 realiseerde dat ik er niet gelukkig genoeg van werd. Het lesgeven alleen bood mij te weinig uitdaging en ik besloot mijn dagen het jaar erop te halveren, zodat ik ook aan de slag kon als montessoritrainer. En toen werd ik ook nog Leraar van het Jaar…

De hybride leraar
Naast ‘Waar ben ik goed in?’ en ‘Waar word ik gelukkig van?’, kwam door het ambassadeurschap ook de vraag ‘Wat heeft de wereld van mij nodig?’ in beeld. Ik zie het als mijn missie om ons vak te promoten. Om studenten te vertellen wat voor goede studiekeuze ze hebben gemaakt. Om invallers en starters te vertellen dat ik hoop dat ze doorzetten, ook al is het zwaar in het begin, maar het is zo de moeite waard om voor het leraarschap te blijven gaan. Om leraren in twijfel (Wil ik nog wel leraar zijn?) te vertellen over mijn eigen loopbaan, mijn keuze om een hybride leraar te worden en enkele banen te combineren. Om mensen te laten stilstaan bij de vraag wat hen in hun leraarschap werkelijk gelukkig maakt of zou maken en wat daar dan voor nodig is.

Hierbij stilstaan doe ik zelf ook voortdurend. En daarbij staat in mijn huidige levensfase de vraag ‘Wat heeft de wereld van mij nodig?’ centraal. Het is een voortdurende zoektocht en ik ben daar ook nooit klaar mee. Ik geloof dat ik op dit moment in mijn leven het beste invulling kan geven aan mijn beoogde doel door er te zijn voor leraren. Dat doe ik met mijn werk bij de Onderwijscoöperatie voor het LerarenOntwikkelFonds en voor het thema curriculumontwikkeling. En dat doe ik met mijn inzet voor starters in het onderwijs, samen met andere Leraren van het Jaar uit de LerarenKamer. Om dit werk goed te doen, op een manier die mij gelukkig maakt, heb ik tijd nodig. Tijd die ik nu krijg door een groot offer te maken: ik geef even geen les en ik mis mijn kinderen. Heeft de wereld het dan niet méér van mij nodig dat ik blijf lesgeven? Kan ik niet het beste dát blijven doen waar ik goed in ben en zo een maximale bijdrage leveren? Misschien wel. En misschien lever ik nu juist mijn maximale wereldbijdrage omdat ik mij inzet voor het geluk en werkplezier van vele leraren. En die leraren samen bereiken met zijn allen nog veel meer kinderen dan ik alleen.

Buiten de lijntjes kleuren

Standaard
Image credit: Steven Depolo

Donderdag 10 september jl. bezocht ik de onderwijsavond van het NIVOZ, de eerste van zes avonden dit schooljaar. Ze inspireren mij altijd, deze waardevolle avonden. Even stilstaan bij je vak, je overtuigingen, je waarden. Stille reflectie, maar ook ruimte voor dialoog, zodat je je overpeinzingen kunt delen en ideeën kunt bijslijpen.
Ik had speciaal zin in deze avond, omdat Mark Mieras zou spreken en ik mooie verhalen had gehoord over deze enthousiaste wetenschapsjournalist en natuurkundige. Hij is gespecialiseerd in hersenonderzoek en als ik dat van tevoren niet had geweten, dan was het me wel meteen duidelijk geworden. Bij binnenkomst viel mijn oog namelijk direct op een brein, liggend op een hoge slanke sokkel, midden in de zaal. Mijn hart maakte een sprongetje. Ik voelde me als een kind aan de start van een kosmische les: nieuwsgierig, vol verwachting en met honger naar nieuwe kennis.

Mijn honger werd gestild. “We hebben een tropisch regenwoud in ons hoofd.” Daar wilde ik natuurlijk meteen het fijne van weten en gelukkig werd mijn leerbehoefte meteen bevredigd toen Mieras een prachtig minicollege gaf over de 90 miljard hersencellen en biljarden verbindingen in ons hoofd; zoveel als alle blaadjes in het Amazonegebied. Ik hing aan zijn lippen die avond. Hij vertelde enthousiast, legde ingewikkelde materie eenvoudig uit, maakte ons aan het lachen, zette ons aan het werk, liet ons ervaren wat voor spel onze hersens kunnen spelen.

Mieras stelde ook een aantal misverstanden aan de kaak. Zoals het idee dat kinderen voorgeprogrammeerd zouden zijn om allerlei kennis in verschillende laatjes te stoppen. Kinderen worden echter geboren met een gereedschapskist om zichzelf in elkaar te zetten. En de tools die daarvoor nodig zijn, zijn ervaringen. Veel en gevarieerde ervaringen die ervoor zorgen dat de hersenen blijvend aangesproken worden. Want, zo zegt Mieras, in het brein is het een zaak van ‘meedoen of eruit liggen’. Daarmee doelt hij op de hersenverbindingen die aangesproken moeten blijven worden, anders vallen ze weg.

Wij leraren moeten ervoor zorgen dat we kinderen de ruimte geven voor het verkrijgen van hun tools, hun ervaringen. De school is een belangrijke plek waar kinderen kunnen bouwen aan hun systeem. Daarbij benadrukt Mieras dat het niet gaat om downloaden op de harde schijf, maar zelf intensief betrokken zijn bij het leerproces. Kinderen zijn kleine wetenschappers. Ze leren door bewust en onbewust stellen van hypotheses die ze al van baby af aan onderzoeken door dingen uit te proberen en daar vervolgens van te leren. Het brein zorgt goed voor zichzelf, aldus Mieras. Het is altijd op zoek naar de afwijkingen, zodat het daardoor kan leren en inzichten kan vergroten.

Dan moeten wij leraren buiten de lijntjes durven kleuren. We moeten durven loslaten, fouten maken en het vooral níet durven weten.
Daarin hebben leraren mijns inziens een belangrijke voorbeeldfunctie. Door jezelf kwetsbaar, open en lerend op te stellen, laat je aan kinderen zien wat een basisvoorwaarde voor ontwikkeling is. De nieuwsgierige levenshouding vormt de essentie. Kinderen nieuwsgierig maken lukt het best als ze al een klein beetje weten van het onderwerp, nét genoeg om gemotiveerd te raken méér te willen weten. Kauwen we alles voor – is de kennis eenvoudigweg te downloaden voor kinderen – raken we hun aandacht kwijt. Geven we te weinig input, raken ze bij voorbaat al niet betrokken. Het gaat om het blijven zoeken naar de balans. Om het geven van het juiste lesje op het goede moment, aan de groep, of aan dat ene kind. En dat elke dag weer opnieuw. Jezelf als leraar blijven uitvinden, en daar ook van genieten, dat is de beste leraar, volgens Mieras. Ik ben het roerend met hem eens!

Deze tekst verscheen eerder als column in Montessori Magazine, jaargang 39, nummer 1, nov. 2015

Smullen in Singapore

Standaard
Image credit: Leonid Yaitskiy

Al tijdens mijn inhoudelijke voorbereidingen voor de reis naar Singapore met de delegatie* van Sander Dekker, liep mij het water in de mond. Wat is het daar goed geregeld voor leraren, bijna onwaarschijnlijk. Mooi dat ik het zelf kon ervaren dus; eerst proeven, dan geloven!

Tijdens onze bezoeken aan een school (Temasek Polytechnic), de lerarenopleiding NIE, het bij- en nascholingsinstituut AST, een universiteit (NTU), de vakbond STU en het Ministry of Education (MOE) werd mij meteen duidelijk: ze spreken hier dezelfde onderwijstaal. En dat maakte indruk op me; de voelbaarheid, hoorbaarheid en zichtbaarheid van de gemeenschappelijke, gezamenlijke focus op goed onderwijs, en wel ‘toekomstbestendig onderwijs’, waar het ministerie zich op richt: we zijn nooit klaar.

In de hele curriculumdiscussie Onderwijs2032 is dat nu precies de uitdaging. Het onderwijsveld bij uitstek moet in beweging blijven, aangezien wij mensen helpen zich voor te bereiden op deelname aan de maatschappij. En die verandert. Dus we zijn nooit klaar. En dan ben ik blij met het rapport van de Commissie Schnabel waarin het belang van personificatie en socialisering wordt benadrukt. Want als we nooit klaar zijn, zullen we in elk geval houvast moeten zoeken in wie wij zijn, met wie wij zijn en waar wij voor staan.

En toen stond ik opeens voor de ingelijste ‘Desired Outcomes of Education’ (DOE) aan de muur van de Academy of Singapore Teachers (AST). Deze outcomes zijn leidend voor alle leraren in Singapore. Of ze nou werken in het PO, aan de universiteit of op de lerarenopleiding, dit is hun gemeenschappelijke taal. Oók dat van het ministerie. Of misschien beter gezegd: júist van het ministerie. Want alle leraren-in-opleiding en leraren zijn in directe dienst van het ministerie en in wezen uitvoerders van het beleid. (Waarover ze gelukkig ook wat te zeggen hebben, door de inrichting van de Career Tracks in Singapore.) De DOE fungeren als gemeenschappelijk onderwijsdoel, als basis voor beleid en als evaluatie-instrument: doen we nog steeds het goede in ons onderwijssysteem? Iedereen die is opgeleid door het Singaporese systeem is:

  • confident person who has a strong sense of right and wrong, is adaptable and resilient, knows himself, is discerning in judgment, thinks independently and critically, and communicates effectively;
  • self-directed learner who takes responsibility for his own learning, who questions, reflects and perseveres in the pursuit of learning;
  • an active contributor who is able to work effectively in teams, exercises initiative, takes calculated risks, is innovative and strives for excellence; and,
  • concerned citizen who is rooted to Singapore, has a strong civic consciousness, is informed, and takes an active role in bettering the lives of others around him.

MOE legt de lat hoog, maar het is wel een mooie lat. En het ministerie is zich ook bewust van de uitdagingen: bilingualism, teaching to the test, parental pressure, special needs education. Ze zijn zoals gezegd nooit klaar. Maar ze hebben wel een mooie en belangrijke visie. Ze leiden leraren op die een gemeenschappelijke taal spreken en dezelfde eed afleggen. Er is sprake van een professionele standaard, eenzelfde overkoepelende visie, een gedeeld kompas:

Singapore Teachers: Lead. Care. Inspire.

Ok, misschien is er veel voorgeschreven. Ook het curriculum is gedetailleerd beschreven. Maar het geeft ook een duidelijk houvast. En leraren ervaren genoeg ruimte in het hoe. Ze krijgen bovendien alle ruimte om daaraan te werken. Maximaal 18 lesuren per week, 100 professionaliseringsuren, alle scholing en nascholing wordt betaald door MOE. Sterker nog, je wordt al betaald als je aan de lerarenopleiding begint. Er is veel respect en zorg voor de leraar. Ze worden ook veel betrokken in het beleid doordat iedereen direct in dienst is van het ministerie. Geen bestuurslaag, wat een efficiëntie.

Dat kan natuurlijk wantrouwen opwekken hier in Nederland. Vooral bij diegenen bij wie de nekharen direct overeind gaan staan bij het horen van ‘top-down’. Maar er zijn tegelijkertijd ook vormen van bottom-up. Hoe leraren tijd krijgen om samen te werken aan het curriculum, feedback kunnen geven aan MOE wanneer het curriculum herzien wordt, zichzelf blijvend mogen professionaliseren waarbij er mooie carrièreperspectieven zijn en talent erkend en breder ingezet wordt. Een beetje sturing is niet zo erg. Het kan leiden tot een gemeenschappelijk doel, het enige doel dat voor mij geldt als het gaat om onderwijs: onderwijs maak je SAMEN. Samen optrekken, samen de dialoog blijven voeren, samen komen tot goed onderwijs en alle institutionele en/of individuele belangen loslaten en proberen te vertalen naar duidelijke rollen en verantwoordelijkheden. De uitdaging zit hem in ons fragmentarische Nederlandse onderwijssysteem en het doel om de neuzen dezelfde kant op te krijgen. En voor mij is er maar een richting mogelijk: we moeten kijken in de richting van het kind. (De toekomst van) onze kinderen, daar werken we samen toch uiteindelijk allemaal voor?

Voor mij was het smullen in Singapore. Zou ik daar leraar zijn, dan zou ik snel doorgroeien tot Senior Teacher, om junior teachers te mogen coachen en op mijn beurt van hen te leren. Ik zou vervolgens willen doorgroeien tot Lead Teacher en Master Teacher, om mijn expertise in te kunnen zetten in een breder netwerk van scholen en mijn eigen kennis te verrijken. Misschien zou ik na het geklim op deze eerste ladder, de Teaching Track, graag willen opschuiven naar de tweede, de Leadership Track en een leidinggevende positie krijgen op een school of het ministerie. Wellicht zou ik door willen schuiven naar de derde track, de Specialist Track, volledig aan de slag bij het ministerie, zodat ik mijn tanden kon zetten in curriculumbeleid. Ik zou keuzes hebben, brede groeimogelijkheden en ik zou volop gesteund worden door collega’s, leidinggevenden en het ministerie:

Teachers are the key to everything that is being done in Education. (…) different teachers have different aspirations. (MOE) 

Precies. En we willen gezien en gehoord worden!

 

*De delegatie bestond uit:
Sander Dekker, Staatssecretaris, OCW
Christianne Mattijssen, directeur VO, OCW
Rinda den Besten, voorzitter PO-raad
Paul Rosenmöller, voorzitter VO-raad
Joost Kentson, voorzitter Onderwijscoöperatie
Ingrid Brummelman, voorzitter Platform 2032
Jelmer Evers, leraar VO, genomineerde Global Teacher Prize 2015 (Blog Lessen uit Singapore)
Jasper Rijpma, leraar VO, Leraar van het Jaar 2014
Joke Lorist-Klappe, leraar SO, Leraar van het Jaar 2014
Femke Cools, leraar PO, Leraar van het Jaar 2014
Sander van Dam, woordvoerder, OCW
Hans Balfoort, Internationale relaties, OCW

 

 

Het jaar van de Leraar van het Jaar

Standaard
Image credit: Hery Zo Rakotondramana

Veel mensen hebben de laatste weken aan me gevraagd: ben je niet blij dat je drukke jaar er bijna op zit, als Leraar van het Jaar? Mijn antwoord is nooit een eenzijdig ja of nee. Dat ligt wat ingewikkelder. Mijn antwoord begint met: ja, maar…en dan komt er van alles wat ik ga missen. Of mijn antwoord begint met: nee, en…dan komt er een uitleg over dat de drukte volgend jaar niet voorbij zal zijn. Gelukkig maar, want ik ben van die onderwijsdrukte gaan houden.

Ja, ik ben wel blij dat ik 7 oktober het stokje over mag dragen aan een volgende Leraar van het Jaar. Ten eerste omdat ik mijn ervaringen dit jaar zo fantastisch vond dat ik dit zoveel andere leraren met passie óók gun. Ten tweede omdat ik het niet altijd leuk vond om in de schijnwerpers van de pers te staan. Ik houd me liever niet bezig met de journalistieke vraag ‘waarom ik de beste leraar ben’ (ze begrijpen het altijd verkeerd). Ik vind het niet zo fijn als er een camera op mijn neus staat en ik zowel op mijn houding, als mijn blik als mijn getelde woorden moet letten. Ik houd er niet van om gemaakt te lachen en te lang in ongemakkelijke houdingen te moeten zitten omdat de fotograaf nóg niet tevreden is. Ik wil gewoon over onderwijsinhoud praten en het poseren overlaten aan mensen die dáár dan weer talent voor hebben.

Dus wat ik in elk geval niet zal missen is de media-aandacht op die manier. Maar ik moet zeggen dat ik op dat gebied wel veel geleerd heb en ik het ook niet had willen missen. Niet dat ik nu in een keer wél fotogeniek ben natuurlijk. Maar wel dat ik zonder trillende stem of klamme handen gewoon durf te praten in een camera. En omdat het altijd kort korter kortst moet – dat wat je moet zeggen (‘graag even jouw visie op onderwijs in 80 woorden’… Eh, wát!?) – leer je te komen tot de essentie van datgene waar je voor staat als leraar. En dat maakt je krachtig. Je visie helder hebben is noodzakelijk om je dagelijkse onderwijskeuzes goed te kunnen maken. Je visie helder hebben is ook een voorwaarde om te kunnen kiezen in alle aanvragen die je krijgt als Leraar van het Jaar. Mijn pijlers Passie & Professionaliteit hebben ervoor gezorgd dat ik de aanvragen langs die ‘meetlat’ kon leggen om te bepalen of ze waardevol genoeg waren om erop in te gaan, of het de tijdsinvestering waard was. Je moet zo letten op je tijd, je energie. Alhoewel ik moet bekennen dat ik nog nooit zoveel energie heb gehad als afgelopen schooljaar. Ik vond alles zo geweldig en leerzaam en ik heb zoveel mensen met passie ontmoet, dat gáf me vrijwel altijd energie.

Wat ik dan wél zal missen, zijn de inhoudelijke aanvragen: een mooi diepte-interview, een interessante paneldiscussie, pitchen voor de minister of lunchen met de staatssecretaris. Maar Leraren van het Jaar zijn niet klaar na hun jaar van roem. Ze zitten verenigd in de LerarenKamer en zijn te benaderen voor o.a. adviezen, lezingen, workshops, Lessen in Passie en hulp aan starters. Het ministerie van OC&W weet ons steeds beter te vinden, waardoor we de stem van leraren daar vaker kunnen laten horen. Dus ik word wellicht niet meer uitgenodigd om te lunchen met de staatssecretaris, maar dan nodigt de LerarenKamer hém gewoon uit om te lunchen met óns.

Mijn werkzaamheden en mooie ontmoetingen gaan volgend jaar gelukkig gewoon door. Ik zal wat minder geleefd worden, de druk is er van af, die zullen de volgende Leraren van het Jaar wat meer gaan voelen. Maar ik blijf wel bezig. Op de planning staan alweer prachtige dingen zoals het organiseren van het Starterscafé, een workshop differentiëren, een lezing over het digiknappe kind, een Les in Passie en een workshop sociale media op het Europees Montessori Congres in Lublin. Genoeg moois! En dat allemaal naast het lesgeven aan het jonge kind. Jaren ervaring met het oudere kind. Nu op naar de middenbouw. Heerlijk: weer een nieuw schooljaar waarin ik veel mag leren!

Op Leraar24 staat mijn portret, waarin ik onder andere terugblik op dit afgelopen prachtige en avontuurlijke schooljaar.

Goed, beter, best?

Standaard
Image credit: Keoni Cabral

Toen de Onderwijscoöperatie mij belde om te vertellen dat ik genomineerd was voor Leraar van het Jaar, was ik verrast. En met mij vele anderen. Gelukkig niet zozeer omdat ik het nomineren niet waard zou zijn, maar omdat maar weinig leraren weten van het bestaan van de verkiezing. En dat is toch wel zonde, want het is een mooi initiatief. Menig interviewer stelde ons* de afgelopen tijd echter de vraag: “Hoe is dat nou om de beste leraar van Nederland te zijn?”. Tja, dan heb je niet begrepen waar de verkiezing om draait. Ons antwoord is dan ook steevast: “Ik ben niet de beste leraar.”

Het zou wat zijn als dat wél de intentie zou zijn van de verkiezing. Als er gestemd kon worden door iedereen in plaats van een zorgvuldig aangestelde vakjury. Als het ging om de meeste hits op een Facebookpagina. Dan had ik vriendelijk bedankt. Dan zit ik als leraar middenin allerlei rankings. Rankings waar ik nu juist zo tegen ben, omdat deze veelal voorbij gaan aan de werkelijke onderwijsinhoud en de betekenisvolle interactie tussen leraar en leerling. Het is bovendien onmogelijk om te bepalen wie de beste zou zijn, niet in de laatste plaats omdat er maar een klein deel van onze beroepsgroep überhaupt door ouders, collega’s of leerlingen genomineerd wordt. Daarnaast impliceert het label ‘de beste’ dat het leraarschap objectief gemeten kan worden waardoor er een automatische Cito-score uit rolt van 550. Maar ons vak is bij uitstek niet te meten op die manier. Het draait niet alleen om opbrengsten en af te vinken competenties. Het draait om het bewuste, vakkundige, verantwoord handelen, vanuit mijn eigen persoon en mens-zijn en in relatie met mijn leerlingen uit wie ik het mooiste naar boven probeer te halen.

Waar draait het dan wél om bij de verkiezing tot Leraar van het Jaar? Het draait om een goede leraar. Een leraar die een inspiratiebron kan zijn voor anderen. Maar ook een leraar die zich juist láát inspireren door anderen. Want na je verkiezing ben je wel een jaar lang ambassadeur voor het onderwijs, die de taak krijgt toebedeeld om namens onze beroepsgroep onze stem te laten horen. Die luistert naar de zorgen en deze deelt met de politiek. Die zich laat inspireren en goede ideeën verder helpt te verspreiden. En die zelf ook een stem heeft die zij mag, wil en durft te laten klinken.

De verkiezing draagt ook bij aan de aandacht die onze beroepsgroep verdient. Leraren werken hard. We hebben een prachtbaan, maar blijft een enorme uitdaging, elke dag weer. En om ons vak met passie uit te blijven voeren, kunnen we af en toe wel een steun in de rug gebruiken. Maar we hebben ook een eigen verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid om ons te laten horen als we vinden dat het anders moet. De verantwoordelijkheid om goede argumenten te kunnen aandragen voor dat wat dan anders zou moeten. En daarmee dus ook de verantwoordelijkheid om onze kennis op peil te houden en die mening gegrond te kunnen verkondigen. En dan mogen we best vaker onze stem laten horen, bescheiden mensen als leraren zijn.

Hoe klinkt mijn stem dan? Ik roep: ga voor passie en professionaliteit! Want ook al gaat het bij de verkiezing niet om de beste leraar, het gaat wel om goede leraren. Professionals met passie. Want ik geloof dat passie voor je vak onmisbaar is bij het worden van een betere professional. Van goed naar beter. Niet naar best. Want dan zou ik klaar zijn. En dat ben ik gelukkig nooit…

* Tevens Leraren van het Jaar 2014: Joke Lorist (SO), Marloes van der Meer (MBO) en Jasper Rijpma (VO).

Deze column is eerder gepubliceerd in tijdschrift De Nieuwe Leraar, #2, 2014-2015.

Gezocht en gevonden: mezelf!

Standaard
Image credit: Andrea Schaffer

Het is alweer ruim tien jaar geleden dat ik besloot dat het allemaal even anders moest. Twee studies achter de rug, veel te hard gewerkt, relatie op de klippen. Ik wilde alleen nog maar weg van het leven dat ik leidde. Toen ik aankondigde dat ik in mijn eentje naar Nieuw-Zeeland zou gaan om daar drie maanden te verblijven, waren de reacties verschillend. Van volledig begrip naar uiterste verbazing, van jaloezie naar spot: waarom moet je helemaal naar het andere eind van de wereld om naar jezelf op zoek te gaan?

Naar mezelf op zoek gaan? Dat was ik niet van plan. Ik wist niet eens wat er te vinden zou zijn. Ik wist wel dat ik mijzelf een béétje kwijt was. Voor zover je dat eigenlijk kunt weten. Want ben je niet altijd wie je bent? Er is toch maar één ik? Maar het liep niet in mijn leven. Het gevoel geleefd te worden in plaats van zelf de keuzes te maken die voor mij werkelijk van belang waren. En als ik daarvan af wilde, wist ik in elk geval één ding: ik wil afstand van mijn dagelijkse leven, ik wil even geen contact, ik wil rust. En dat vond ik in Nieuw-Zeeland. Ik wist niet wat ik zocht, maar ik vond er van alles. En die maanden werden de start van een enorme groei die ik de afgelopen tien jaar heb doorgemaakt en waar ik enorm dankbaar voor ben.

Afgelopen schooljaar ben ik ook als onderwijsmens weer flink gegroeid, met name in zelfvertrouwen. Als Leraar van het Jaar word je namelijk toch weer een beetje geleefd en continu gevraagd voor mooie uitdagingen. Je wordt geacht voortdurend je mening te verwoorden, actie te ondernemen, jezelf te laten zien, de stem van de beroepsgroep te laten horen en tegengas te geven. In de herfst was ik nog zoekende in hoe ik dat wilde vormgeven, of ik het kon, wat ik allemaal durfde. Nu, aan het einde van de lente, sta ik volop in bloei: wat een prachtkans heb ik gekregen. Een kans die ik met beide handen heb gepakt en aangegrepen om mezelf weer verder te ontwikkelen. Het resultaat is een rotsvast vertrouwen in mezelf en dat betekent dat ik ontzettend gelukkig ben.

Alsof ik het toch nog even allemaal wilde bewijzen aan mezelf, heb ik onvoorbereid op het podium gestaan van Inspiration Shot. Onvoorbereid. Absoluut niet des Femkes. Maar het was heerlijk.

Inspiratie gezocht!

Standaard
Image credit: Delaina Haslam

Ik heb even geen inspiratie. Soms heb ik dat. Dan ben ik zo ontzettend druk, dat er even helemaal niets meer komt. Dan kan ik eigenlijk alleen nog maar voor me uit staren en afwachten. Of toch iets doen, zoals een rondje wandelen. Buitenlucht doet wonderen. Een cliché, maar die zijn vaak waar.

Even stilstaan en staren is eigenlijk heel erg goed voor mij. Want momenteel is daar weinig ruimte voor. Ik was al leerkracht en ICT-coördinator op Montessori Nijmegen, en werk daarnaast als montessorispecialist en trainer bij AVE.IK. Toen werd ik Leraar van het Jaar en stond mijn banenteller op drie. Vier eigenlijk, want ik schrijf ook voor magazines en mijzelf. Nee, vijf! Want ik ben in de eerste plaats moeder van twee zoons van 3 en 5, en ook het moederschap telt mee als baan.

Mensen vinden het soms moeilijk om te begrijpen hoe ik dit allemaal volhoud. En er zijn momenten dat ik mijzelf dat ook afvraag. Momenten waarop ik geen inspiratie heb en alleen maar kan staren. Maar op de momenten dat ik druk in de weer ben met al die banen, gaat het als vanzelf. Door uitdagende dingen te doen, houd ik mijn focus. Door prachtige ontmoetingen en gesprekken te hebben, raak ik geïnspireerd. Door dagelijks met onderwijs bezig te zijn, voel ik mijn passie. En als je gepassioneerd bent, heb je energie voor tien. Energie dus, voor vijf banen.

Mijn meest bijzondere baan is momenteel het ambassadeurschap voor het PO. Als Leraar van het Jaar heb ik de prachtige kans om de stem van onze beroepsgroep te laten horen, onder andere bij het Ministerie van OC&W. Dat betekent bijvoorbeeld dat ik mag pitchen voor Jet Bussemaker over de ideale begeleiding van de startende leraar en dat ik Sander Dekker aan de tand mag voelen over zijn stokpaardje #onderwijs2032. Het betekent ook dat ik op conferenties waar vaak OVER leraren en ons vak gesproken wordt, ik de microfoon pak om als leraar toch vooral even te zorgen voor de nodige reality-check. Hoezo heb jij 34 kinderen in de groep? De gemiddelde groepsgrootte in Nederland is toch maar 25? Hoezo hebben jullie geen RT’er in huis? Dat moet toch zeker standaard zo zijn in verband met Passender Onderwijs?

Er is veel onwetendheid bij mensen die dagelijks over onderwijs praten. Omdat ze – hoe betrokken ze ook zijn en hoe goed bedoeld de plannen ook zijn – toch nooit in de klas hebben gestaan. De werkelijke en essentiële ervaring missen van ons prachtvak. En dan zie ik het als mijn taak om te benadrukken dat we ons onderwijs alleen maar mooier en beter kunnen maken als we meer ruimte krijgen. Ruimte voor onszelf. Om ons op te laden. Om te spreken met elkaar. Om de permanente onderwijsdialoog te kunnen voeren. Om onszelf te kunnen scholen en scherp te houden. Om onze passie te blijven voelen.

Zo. Inspiratie gevonden! Ben ik toch nog geïnspireerd geraakt. Hopelijk jullie ook. Ik heb in ieder geval mijzelf geïnspireerd. En dát kunnen, is het belangrijkste.

Deze tekst is eerder als column verschenen in Montessori Magazine, 38-3