Weg met die trui?

Standaard
Image credit: Steve Snodgrass

Wisdrift. Een mooi, zelf bedacht woord waarmee oud-leraar klassieke talen Wolter Kassies tijdens de Revius reünie in Doorn een hedendaags fenomeen aan de orde stelt. Hij ziet teveel verdwijnen: veel van het oude, van het goede en ook van het slechte. De neiging ons slavernijverleden uit te willen poetsen bijvoorbeeld; te wissen, deleten, alsof het niet bestaan heeft. Maar het maakt onderdeel uit van ons verleden en ook van ons heden. Een last die we moeten dragen wellicht, maar ook ons noodzakelijk blijvend bewustzijn van een gemaakte fout die niet te herstellen valt, maar wel een tweede maal te voorkomen is. Het uitwissen van een onderdeel van ons verkeerde verleden is onnodige wisdrift, stelt Kassies. Onnodig, en het tast onze culturele identiteit aan. Het kan natuurlijk ook doorschieten naar de andere kant en dan spreekt Kassies over behoudzucht; koste wat kost vasthouden aan het oude. Natuurlijk ligt de juiste weg – zoals vaker – in het midden.

Het is bijzonder om een les bij te wonen van deze docent, ruim 90 jaar oud, zeer belezen, een wandelende encyclopedie der klassieken en nog altijd scherp; met humor lesgevend, de oud-leerlingen op de vingers tikkend als ze de gevraagde vertalingen of feiten niet snel paraat hadden. Wat fantastisch, denk ik, zo’n bevlogen man die hier nog steeds vol passie zijn verhaal vertelt en hóe: alles uit het hoofd en uit het hart met een duidelijke liefde voor zijn vak en voor de mens.

Het ontroert me ook. Wisdrift. Bij Kassies is er geen sprake van gewis. Alles is er nog, even belangrijk om te vertellen, even sterk gevoeld als toen hij lesgaf. Hij heeft het goede altijd behouden; is de passie voor het vak blijven voelen en geniet op zijn leeftijd nog met volle teugen wanneer hij weer even lesgeeft. Ik miste het lesgeven zelf al een tijdje. Ik voelde het al enkele maanden sterk, maar het komt tijdens deze les heel duidelijk binnen: het is voor mij echt tijd om de school weer in te gaan, met kinderen te werken, te doen waar ik goed in ben én waar ik gelukkig van word.

Er is regelmatig sprake van wisdrift in mijn leven. Heel praktisch is mijn kledingkast dan slachtoffer van zo’n bui, of spullen in huis. Onrust in mijn hoofd, in mijn lijf en dan de behoefte om te ruimen en te herordenen. Wisdrift. Om een punt te zetten achter een bepaalde levensfase. Maar geen complete vernieuwingsdrang. Altijd ook het goede van het oude behouden. En niet in de zin van: deze trui is nog goed, dus ik doe hem niet weg. Het kan kwalitatief goed zijn, maar het moet ook passen in een nieuwe situatie, een nieuwe fase. Past het niet, dan mag het heus wel weg. Geen behoudzucht. Al heb ik daar af en toe ook last van: dat hemd kan echt niet weg, want dat had ik aan toen mijn eerste geboren werd. Maar dat is eigenlijk een mooie vorm van koesteren. Van warm herinneren. Het hoeft niet meer gedragen te worden, maar het zal er altijd zijn.

Ik heb een nieuwe baan. Ik geef weer les. In een nieuwe stad, op een school die géén montessorischool is. En dus doe ik na ruim tien jaar mijn montessoritrui uit. Niet weg. Ik houd hem in mijn kast. Het blijft stiekem toch mijn lievelingstrui. Als het nodig en passend is, trek ik hem aan. Geen wisdrift, geen behoudzucht, maar de prachtige middenweg: richting mijn nieuwe levensfase als schoolleider, nu even buiten het montessorionderwijs, maar met warm en liefdevol behoud van al het goede.

Deze tekst is eerder verschenen als column in Montessori Magazine 40-3.

Even stilstaan…en gáán!

Standaard
Image credit: Moyan Brenn

Waarom ben je leraar geworden?
Waarom ben je nu leraar?
Waarom wil je leraar blijven?
Hoe wil je dan leraar blijven?

Wanneer ik – in mijn rol als ambassadeur van de Onderwijscoöperatie [1] –  leraren stil laat staan bij deze vragen, dan wakker ik hun onderwijsvuurtje aan. Even een kijkje in het verleden: wat waren mijn idealen? Even bewust zijn van het nu: is het onderwijs dat wat ik ervan verwacht had en ben ik nog tevreden met mijn leraarschap? Even een blik op de toekomst: Wat betekenen die antwoorden voor het vervolg van mijn loopbaan? Doe ik eigenlijk wel de dingen die ik wil doen? Lukt het mij om ze goed te doen? Wat heb ik nodig om te groeien in mijn beroep?

Toen ik de Pabo (deeltijd verkort) deed, ontdekte ik snel dat mijn missie als leraar was de kinderen zo snel mogelijk zo zelfstandig mogelijk te laten zijn. Ik verdiepte mij in diverse (traditionele) onderwijsvernieuwers, in adaptief onderwijs, in literatuur over zelfstandig leren. Ik ontwikkelde het Leesdossier op de basisschool, waardoor kinderen via lees- en kunstonderwijs zelfstandig leerden plannen. Ik was op de reguliere school altijd op zoek naar hoe ik kinderen kon leren het zelf te doen.

Hoe blij was ik dus ook toen ik de kans kreeg om op een montessorischool te werken waar Maria’s ‘help het mij zelf te doen’ centraal stond. Dat ik meteen ook de gelegenheid kreeg om de montessoriopleiding te doen, was voor mij echt een cadeau. Want ik wilde als leraar het ook zo snel en zo goed montessoriaans mogelijk werken. Wat mij als leraar drijft, hangt voor mij erg samen met hoe ik altijd al wilde werken en leren: zelfstandig.

De montessoriopleiding die ik volgde sloot aan op mijn professionaliseringsbehoefte, op mijn manier van leren. Niet elke week ‘schools’ naar de opleiding, maar enkele intensieve contactmomenten waarop ik veel leerde van mijn opleiders, en daarnaast vooral zélf werken en leren in zelfstandig opererende leerteams binnen de eigen regio. Voor iedereen hetzelfde ‘wat’ (doelen), maar eigenaarschap over het ‘hoe’ (aanpak). Voor mij is dit de juiste manier van scholing: leraren zijn zelf verantwoordelijk voor hun ontwikkeling en leggen daar ook zelf verantwoording over af. Wat wij van de kinderen vragen, moeten we ook van onszelf vragen en mogen opleidingen dus ook van ons vragen.

Waarom ben ik leraar geworden? Omdat ik kinderen iets wilde leren.
Waarom ben ik nu leraar? Omdat ik zelf zoveel van kinderen leer.
Waarom wil ik leraar blijven? Omdat ik wil blijven leren en ons beroep daar bij uitstek geschikt voor is.
Hoe wil ik dan leraar blijven? Door mijzelf regelmatig af te vragen of ik nog een gelukkige leraar ben en of ik nog steeds kan doen wat ik wil doen zoals ik het wil doen. En kan ik dat niet? Dan ga ik op zoek naar hoe ik dat dan wel weer kan bereiken. Ik ben tenslotte zelf verantwoordelijk voor mijn (beroeps)geluk en voor mijn (beroeps)ontwikkeling.

Een van onze belangrijkste taken als leraar is voorleven. En zoals we onze kinderen stimuleren bewust en met aandacht te werken aan hun eigen ontwikkeling, zo mogen we ook onszelf en elkaar stimuleren: regelmatig bewust stilstaan bij je beroep, bij je verwachtingen, bij je behoeften. Even stilstaan…en er dan weer helemaal voor gaan!

[1] We mogen trots zijn op ons beroep. We mogen ons professionaliseren. We mogen onszelf laten zien. Dus: sta jij al in het Lerarenregister? Bijna 60.000 leraren gingen je voor: www.registerleraar.nl

Deze tekst is eerder verschenen als column in Montessori Magazine 40-1.

 

To be or not to be a teacher

Standaard
Image credit: Jennifer Sandusky

Ik ben per 1 januari 2016 tijdelijk de klas uit. Ik kreeg de kans om gedetacheerd aan het werk te gaan bij de Onderwijscoöperatie om mij volledig te kunnen storten op het goede doen voor mijn collega-leraren. Als je Leraar van het Jaar wordt, krijg je als ambassadeur de kans om het geluid van jouw onderwijswerkveld te laten horen. Ik neem die verantwoordelijkheid serieus en probeer waar ik kan mijn steentje bij te dragen met als enig doel: goed onderwijs door gelukkige leraren voor gelukkige leerlingen.

Stap in de richting van je idealen
Ik grijp kansen waar ik kan om te werken aan dat doel. Bijvoorbeeld door met politici te praten. Over wat leraren nodig hebben, over wat hen bezighoudt, over waar ze goed in zijn en wat ze moeilijk vinden. Tijdens mijn eerste lunch met Sander Dekker wees ik hem op de problematische klassengrootte in combinatie met Passend Onderwijs én zijn grote focus op meer aandacht voor excellente leerlingen. U vraagt teveel, meneer Dekker. Tijdens mijn eerste kennismaking met Jet Bussemaker pitchte ik over de noodzaak voor een betere begeleiding van starters. U zult de lerarenopleidingen er nog meer bij moeten betrekken, mevrouw Bussemaker. Tijdens de ISTP 2015 kwam ik op voor de stem van de leerling. Tijdens de ISTP 2016 remde ik het ministerie af die de neiging had voor de zoveelste keer iets nieuws te willen lanceren in ons veld terwijl we nog niet eens goed op de hoogte zijn van mooie kansen als het LerarenOntwikkelFonds en onze rol in curriculumontwikkeling. Ik heb niet de illusie dat wat ik zeg ook daadwerkelijk leidt tot grote veranderingen en verbeteringen. Maar elke stap telt. Dat vertel ik mijn leerlingen ook. Elke kleine stap in de richting van je dromen en idealen is de moeite waard.

Wat heeft de wereld van mij nodig?
Vorige week woensdag was ik bij TEDx AmsterdamEd met als thema #BornToLearn. Ik was daar onder de indruk van de talk van Roshan Paul over social innovation en changemaking. Hij vertelde mensen graag te helpen bij belangrijke levenskeuzes, onder andere op het gebied van werk. Hij stelt daarbij essentiële vragen:

Waar ben ik goed in?

Waar word ik gelukkig van?

Wat heeft de wereld van mij nodig?

Ik realiseerde mij dat mijn levensreis zich altijd heeft beperkt tot het voortdurend stellen van de eerste twee vragen. De gevonden antwoorden helpen mij bij met het maken van een keuze: Ik ga naar het Elzendaalcollege, ook al is mijn moeder daar conrector, maar ik word blij van het gebouw. Ik kies biologie in mijn vakkenpakket, ook al raadt iedereen het mij af (veel te moeilijk voor je), maar ik vind het zo’n mooi vak. Ik ga Vergelijkende Kunstwetenschappen studeren, ook al weet niemand eigenlijk wat je daar nou mee kan worden, maar kunst maakt me gelukkig. Ik ga tussendoor in Engeland studeren, ook al krijg ik heimwee, maar ik wil beter worden in Engels. Ik ga stagelopen bij de KunstRAI, ook al krijg ik het doodsbenauwd van al die hotemetoten die voorbijgaan aan kunstbeleving en focussen op de winst, maar ik wil zeker weten dat die wereld niets voor mij is. Ik ga afstuderen in kunsteducatie en schrijf mijn scriptie in het Engels, ook al hoeft dat niet en kost dat meer tijd, maar ik wil mijn Engels onderhouden. Ik ga toch maar naar de open dag van de Pabo, ook al vindt men het raar dat een WO cum laude afgestudeerde zich gaat oriënteren op lesgeven aan jonge kinderen, maar ik was nieuwsgierig. (En mijn moeder was ervan overtuigd dat het iets voor mij zou zijn, dus vooruit dan maar mam, omdat jij het bent en zegt.)

Leraar worden, zijn en blijven
Het bleek een gouden greep, leraar worden. Ik vond het zwaar de eerste jaren, maar wat een mooi en dankbaar vak. Zo betekenisvol, zo zinvol, zo zingevend. Ik fietste vrijwel elke dag fluitend naar mijn werk en fluitend weer terug. Jarenlang kon ik er al mijn eieren in kwijt: liefde voor het zien groeien en bloeien van mensen, voor samen werken aan steeds beter onderwijs, voor het geven van vakken als taal, literatuur, kunst, Engels, geschiedenis en de laatste jaren ICT en sociale media. Ik was er goed in. Ik werd er gelukkig van. Tot ik mij in december 2013 realiseerde dat ik er niet gelukkig genoeg van werd. Het lesgeven alleen bood mij te weinig uitdaging en ik besloot mijn dagen het jaar erop te halveren, zodat ik ook aan de slag kon als montessoritrainer. En toen werd ik ook nog Leraar van het Jaar…

De hybride leraar
Naast ‘Waar ben ik goed in?’ en ‘Waar word ik gelukkig van?’, kwam door het ambassadeurschap ook de vraag ‘Wat heeft de wereld van mij nodig?’ in beeld. Ik zie het als mijn missie om ons vak te promoten. Om studenten te vertellen wat voor goede studiekeuze ze hebben gemaakt. Om invallers en starters te vertellen dat ik hoop dat ze doorzetten, ook al is het zwaar in het begin, maar het is zo de moeite waard om voor het leraarschap te blijven gaan. Om leraren in twijfel (Wil ik nog wel leraar zijn?) te vertellen over mijn eigen loopbaan, mijn keuze om een hybride leraar te worden en enkele banen te combineren. Om mensen te laten stilstaan bij de vraag wat hen in hun leraarschap werkelijk gelukkig maakt of zou maken en wat daar dan voor nodig is.

Hierbij stilstaan doe ik zelf ook voortdurend. En daarbij staat in mijn huidige levensfase de vraag ‘Wat heeft de wereld van mij nodig?’ centraal. Het is een voortdurende zoektocht en ik ben daar ook nooit klaar mee. Ik geloof dat ik op dit moment in mijn leven het beste invulling kan geven aan mijn beoogde doel door er te zijn voor leraren. Dat doe ik met mijn werk bij de Onderwijscoöperatie voor het LerarenOntwikkelFonds en voor het thema curriculumontwikkeling. En dat doe ik met mijn inzet voor starters in het onderwijs, samen met andere Leraren van het Jaar uit de LerarenKamer. Om dit werk goed te doen, op een manier die mij gelukkig maakt, heb ik tijd nodig. Tijd die ik nu krijg door een groot offer te maken: ik geef even geen les en ik mis mijn kinderen. Heeft de wereld het dan niet méér van mij nodig dat ik blijf lesgeven? Kan ik niet het beste dát blijven doen waar ik goed in ben en zo een maximale bijdrage leveren? Misschien wel. En misschien lever ik nu juist mijn maximale wereldbijdrage omdat ik mij inzet voor het geluk en werkplezier van vele leraren. En die leraren samen bereiken met zijn allen nog veel meer kinderen dan ik alleen.

De warme overdracht

Standaard
Image credit: Rafael Sato

Jaren gaf ik les in groep 7/8. De algemene missie van basisscholen om ‘kinderen voorbereiden op de toekomst’ wordt in groep 8 altijd een stuk concreter: ze voorbereiden op de volgende belangrijke stap in hun onderwijscarrière. Een stap naar een groter schoolgebouw waarin je kunt verdwalen (zodat het zweet je uitbreekt, want je hebt vijf minuten om van lokaal te wisselen), een nieuwe vorm van onderwijs waar je aan moet wennen (en als het geen montessori is, wel héél erg aan moet wennen), veel meer leraren voor je neus (met elk een andere gebruiksaanwijzing), alle vakgebieden los aangeboden (Waar is mijn kosmische kapstok? Ik overzie het niet meer!) en dan óók nog allemaal nieuwe kinderen die je moet peilen (want je bent wel stoer en je laat het heus niet zien, maar je hebt toch snel vrienden nodig om niet te verzuipen in de onveilige chaos die de middelbare school op het eerste gezicht lijkt).

En aan ons leerkrachten groep 8 de belangrijke en dankbare taak te zorgen voor verzachtende omstandigheden in de vorm van een goede voorbereiding. Dat betekent dat ik gedurende het laatste jaar van de basisschool steeds meer de nadruk leg op de eigen verantwoordelijkheid voor het leerproces. Dat ik een nog grotere zelfstandigheid verwacht van mijn leerlingen. Dat ik ze regelmatig voorbeelden geef uit de middelbare schoolpraktijk, zodat ze zich kunnen proberen voor te stellen hoe dat gaat zijn straks. Met nadruk op proberen. Want ik heb niet de illusie dat ik de overstap naar het VO werkelijk kan vergemakkelijken. Daar staat het kind toch eigenlijk helemaal alleen voor. Hoeveel hulp en goedbedoelde adviezen het ook krijgt, ieder kind moet uiteindelijk toch zelf beginnen aan dat grote avontuur.

Om dat avontuur toch zo goed mogelijk te laten verlopen, focus ik niet alleen op het kind, maar ook op de ontvangende school. Ja, dat onderwijskundig rapport moet natuurlijk ingevuld worden, maar dat zoveelste afvinklijstje doet bij lange na geen recht aan het kind dat zich acht jaar lang onder onze hoede heeft ontwikkeld. Daar wil ik gewoon over praten met de ontvangende school. Ik wil een warme overdracht. En dat koude rapport krijgen ze er wel bij. De overdracht is bijzonder warm als wij ook de terugkoppeling krijgen vanuit het VO: hoe gaat het met onze oud-leerlingen? Met sommige scholen is die overdracht zo goed, dat we elkaar wederzijds adviseren. Het VO heeft hulp nodig bij de aanpak van een bepaalde leerling en wij kunnen tips gebruiken voor het ‘klaarstomen’ en adviseren van onze achtstegroepers en hun ouders. Mooi, en essentieel, deze warme samenwerking. We zouden er meer tijd voor moeten maken. Een warme overdracht voor iedereen en niet slechts je zorgleerlingen. Werkelijk recht doen aan ieder kind. Zorgen voor een soepele overgang naar het ‘nieuwe leven’.

Want het is zo spannend. Het staat toch in je geheugen gegrift, de eerste schooldag. Extra vroeg opgestaan, want ook al had je gisteravond zorgvuldig je kleren uitgezocht en klaargelegd, vannacht werd je wakker met de conclusie dat dat setje toch geen goed idee is. Bovendien heb je ook de tijd nodig om je hopeloze haar goed te krijgen. Wel hopen dat het niet regent, want je gaat toch echt niet in regenpak naar school. En wat moet je eigenlijk meenemen om te eten? Is een broodtrommel nog wel acceptabel? Maar je krijgt ruzie met je pa als je gaat starten met boterhamzakjes, want dat is slecht voor het milieu. En dat vind jij ook. Want je bent net zo milieubewust als je vader en daar ben je trots op ook. Maar deze eerste schooldag is het milieu even iets minder belangrijk dan jij. Dus je stopt braaf je boterhammen in je broodtrommel, maar grist stiekem die boterhamzakjes ook mee. Voor de zekerheid. Kun je altijd nog omwisselen. Zo. Het avontuur kan beginnen!

Deze tekst is eerder als column verschenen in Montessori Magazine, jaargang 38, nummer 4

Het jaar van de Leraar van het Jaar

Standaard
Image credit: Hery Zo Rakotondramana

Veel mensen hebben de laatste weken aan me gevraagd: ben je niet blij dat je drukke jaar er bijna op zit, als Leraar van het Jaar? Mijn antwoord is nooit een eenzijdig ja of nee. Dat ligt wat ingewikkelder. Mijn antwoord begint met: ja, maar…en dan komt er van alles wat ik ga missen. Of mijn antwoord begint met: nee, en…dan komt er een uitleg over dat de drukte volgend jaar niet voorbij zal zijn. Gelukkig maar, want ik ben van die onderwijsdrukte gaan houden.

Ja, ik ben wel blij dat ik 7 oktober het stokje over mag dragen aan een volgende Leraar van het Jaar. Ten eerste omdat ik mijn ervaringen dit jaar zo fantastisch vond dat ik dit zoveel andere leraren met passie óók gun. Ten tweede omdat ik het niet altijd leuk vond om in de schijnwerpers van de pers te staan. Ik houd me liever niet bezig met de journalistieke vraag ‘waarom ik de beste leraar ben’ (ze begrijpen het altijd verkeerd). Ik vind het niet zo fijn als er een camera op mijn neus staat en ik zowel op mijn houding, als mijn blik als mijn getelde woorden moet letten. Ik houd er niet van om gemaakt te lachen en te lang in ongemakkelijke houdingen te moeten zitten omdat de fotograaf nóg niet tevreden is. Ik wil gewoon over onderwijsinhoud praten en het poseren overlaten aan mensen die dáár dan weer talent voor hebben.

Dus wat ik in elk geval niet zal missen is de media-aandacht op die manier. Maar ik moet zeggen dat ik op dat gebied wel veel geleerd heb en ik het ook niet had willen missen. Niet dat ik nu in een keer wél fotogeniek ben natuurlijk. Maar wel dat ik zonder trillende stem of klamme handen gewoon durf te praten in een camera. En omdat het altijd kort korter kortst moet – dat wat je moet zeggen (‘graag even jouw visie op onderwijs in 80 woorden’… Eh, wát!?) – leer je te komen tot de essentie van datgene waar je voor staat als leraar. En dat maakt je krachtig. Je visie helder hebben is noodzakelijk om je dagelijkse onderwijskeuzes goed te kunnen maken. Je visie helder hebben is ook een voorwaarde om te kunnen kiezen in alle aanvragen die je krijgt als Leraar van het Jaar. Mijn pijlers Passie & Professionaliteit hebben ervoor gezorgd dat ik de aanvragen langs die ‘meetlat’ kon leggen om te bepalen of ze waardevol genoeg waren om erop in te gaan, of het de tijdsinvestering waard was. Je moet zo letten op je tijd, je energie. Alhoewel ik moet bekennen dat ik nog nooit zoveel energie heb gehad als afgelopen schooljaar. Ik vond alles zo geweldig en leerzaam en ik heb zoveel mensen met passie ontmoet, dat gáf me vrijwel altijd energie.

Wat ik dan wél zal missen, zijn de inhoudelijke aanvragen: een mooi diepte-interview, een interessante paneldiscussie, pitchen voor de minister of lunchen met de staatssecretaris. Maar Leraren van het Jaar zijn niet klaar na hun jaar van roem. Ze zitten verenigd in de LerarenKamer en zijn te benaderen voor o.a. adviezen, lezingen, workshops, Lessen in Passie en hulp aan starters. Het ministerie van OC&W weet ons steeds beter te vinden, waardoor we de stem van leraren daar vaker kunnen laten horen. Dus ik word wellicht niet meer uitgenodigd om te lunchen met de staatssecretaris, maar dan nodigt de LerarenKamer hém gewoon uit om te lunchen met óns.

Mijn werkzaamheden en mooie ontmoetingen gaan volgend jaar gelukkig gewoon door. Ik zal wat minder geleefd worden, de druk is er van af, die zullen de volgende Leraren van het Jaar wat meer gaan voelen. Maar ik blijf wel bezig. Op de planning staan alweer prachtige dingen zoals het organiseren van het Starterscafé, een workshop differentiëren, een lezing over het digiknappe kind, een Les in Passie en een workshop sociale media op het Europees Montessori Congres in Lublin. Genoeg moois! En dat allemaal naast het lesgeven aan het jonge kind. Jaren ervaring met het oudere kind. Nu op naar de middenbouw. Heerlijk: weer een nieuw schooljaar waarin ik veel mag leren!

Op Leraar24 staat mijn portret, waarin ik onder andere terugblik op dit afgelopen prachtige en avontuurlijke schooljaar.

Klaar voor de start!?

Standaard
Image credit: JakeandLindsay Sherbert

En daar sta je dan: vers van de PaboPers, een rugzak vol frisse ideeën, mooie idealen en goede moed…

Maar je begint natuurlijk als invalkracht. ‘s Morgens pas opgeroepen worden om een zieke te vervangen. En je denkt: ach, het is toch eigenlijk wel mooi, om te beginnen als invaller. Want dan zie je tenslotte veel meer soorten scholen dan slechts die paar stagescholen.
Maar dan sta je ineens op een school in een achterstandswijk, waar je nog geen ervaring mee hebt. En je denkt: ach, het is toch eigenlijk wel fijn dat ik nu gewoon veel kansen krijg om nieuwe ervaringen op te doen.
Maar je vergeet dat je een hoop bagage niet hebt, zoals kennis van NT2. En je denkt: ach, het is een groep 3 van 16 kinderen. Ik heb toch stage gelopen in een groep 3 van 25 en dat ging prima.
Maar je vergeet dat dat op een klein dorpsschooltje was. En dat wellicht gedragsproblematieken niet zo aan de orde waren daar. En je denkt: ach, ik heb toch ervaring met een groep 8 van 37 brutale pubers, dus dat zal toch wel goed komen.
En je begint vol goede moed aan je eerste invallersklus in die achterstandswijk, in groep 3, met 16 kinderen.

Maar ik fietste na de eerste dag huilend naar huis. Compleet afgepeigerd, niet wetend wat me allemaal overkwam. Gedragsproblematiek (Hij is zes, maar hij doet niet wat ik zeg!?), NT2 leesonderwijs (Ik kon toch altijd zo goed uitleggen, waarom lukt het hier na 3 keer nog niet?), werken met een zeer ervaren duo / rt’er (Ik vraag maar niet al te veel hulp, want ik was zo zeker van mijzelf in het sollicitatiegesprek en ik moet het natuurlijk wel waarmaken, bovendien wil ik gewoon een baan, dus ik ga niet zomaar zeggen dat het me niet lukt…)

Van valse start naar doorstart

Ik ben een doorzetter en probeerde het eerst zelf. Maar de dagen erop ging het niet beter en de tranen bleven komen. Wat een desillusie, wat een valse start…Na drie weken trok ik toch aan de bel: dit ging ik niet volhouden zo. De directie pakte het goed op. Ik kreeg hulp in de klas en maakte de vervangingsklus af. Het ging. Niet altijd van harte, maar het ging. En natuurlijk was het heel leerzaam. Maar ik was nog nooit eerder zó toe aan de zomervakantie.

Mijn valse start werd gelukkig volledig overschaduwd door een volgende invalklus, op een school waar ik al twee keer stage had gelopen, waar het team mij kende en waardeerde en waar het onderwijs op een manier werd ingericht waar ik ook achter stond. Een heerlijk jaar in groep 5, met fijne ouders en behulpzame collega’s om mee samen te werken. Mijn valkuil was echter nog steeds het allemaal zelf te willen doen en geen hulp te vragen. Het team was ook een grote mate van zelfstandigheid van mij gewend; ik had tenslotte mijn stageklassen ook vrijwel alleen gedraaid. Maar ja…toen had ik niet óók alle oudergesprekken, verplichte vergaderingen, scholingsmomenten, administratie, rapportages en deelname aan taakgroepen. En ik deed het allemaal maar gewoon. En het ging ook wel, maar het was wel veel. Ik had eigenlijk vrijstelling van taakuren moeten krijgen. Maar mijn enthousiasme bracht me ver. En ik werkte ‘maar’ vier dagen. Dat betekende dat ik de vijfde dag volledig kon benutten om alles bij te kunnen houden. En dan was ook het weekend lang niet altijd werkvrij. Maar ik genoot van de kinderen en ik had plezier in mijn werk.

Na de vervangingsklussen solliciteerde ik op mijn huidige baan. Daar werd ik goed begeleid door de directie en vrijgesteld van taken. Wel ging ik al na een half jaar de montessoriopleiding doen en opnieuw was het veel. Hielp ook niet dat ik een perfectionist was natuurlijk. En dat hulp vragen nog steeds niet mijn sterkste kant was. Maar ik leerde het wel. Ik heb uiteindelijk zelfs een coach gevraagd, waardoor ik enorm groeide in mijn vak en als mens. Die jaren, werkend met kleuters, geïnspireerd door mijn montessoriopleiding, en gesteund door collega’s, leidinggevenden en mijn coach, heb ik het vak pas écht geleerd.

En nu een goede start!

3 December jl. mochten de Leraren van het Jaar 2014 bij Jet Bussemaker pitchen over de ideale begeleiding van de startende leraar. Natuurlijk had ik daar zelf ideeën over, maar ik vind het als ambassadeur van het onderwijs belangrijk dat ik input vraag uit het werkveld. Dus stelde ik de vraag op Twitter. Daar kwamen veel mooie en waardevolle reacties op. Uiteindelijk gaat mijn pitch in op drie onderdelen: verlichting van de letterlijke werkdruk (urenmindering), verlichting van de beleving van de werkdruk (kennisopbouw) en samenwerking met de Pabo (overgang). Hier volgt mijn pitch.

Het belangrijkste is dat de startende leraar geniet van zijn werk. Om te zorgen dat dat werkplezier niet in gevaar komt, is het nodig dat hij geholpen wordt met de letterlijke werkdruk, de beleving van de werkdruk en de overgang van de Pabo naar de werkvloer.

Helpen met het verlichten van de letterlijke werkdruk kan in de vorm van urenverlichting in het eerste werkjaar (opbouw van werkdruk):

  • geen extra taakuren naast het begeleiden van de klas;
  • geen deelname aan vergaderingen die niet direct noodzakelijk zijn;
  • een dag per maand uitgeroosterd worden om deze te kunnen besteden aan onderwijsverdieping in de vorm van onderwijs ontwerpen of eigen professionalisering.

Helpen met de beleving van de werkdruk kan in de vorm van:

  • wekelijks contact met een ervaren, innovatieve, directe collega (die hier taakuren voor krijgt) die een luisterend oor biedt en helpt bij relativeren en prioriteren;
  • structureel contact met andere startende leraren van andere scholen onder begeleiding van een onderwijscoach, bijvoorbeeld het Starterscafé, waar ook invallers van harte welkom zijn (wanneer dit door een bestuur in samenwerking met de Pabo wordt georganiseerd, waarborg je de doorgaande lijn en waardevolle terugkoppelingen en ondervang je het buitensluiten van invallers en starters met tijdelijke contracten);
  • extra budget voor verdere professionalisering van starters waarmee hiaten in de noodzakelijke kennis direct kunnen worden opgevuld (het moet ook normaal zijn direct te kunnen aangeven waar de leerbehoefte van de starter zit, zonder dat hij het gevoel heeft er op afgerekend te worden; begeleiding los van beoordeling).

Helpen bij de overgang van de Pabo naar de werkvloer door samenwerking:

  • de Pabo komt niet alleen in de scholen, de scholen komen ook in de Pabo (leerkrachten geven daar les);
  • de Pabo hanteert een flexibelere invulling van opdrachten: de student krijgt meer mogelijkheden om ze op die manier uit te voeren zodat het past bij de stageschool en niet andersom (als starter en in het bijzonder invaller moet je ook direct flexibel kunnen werken binnen een bepaalde schoolorganisatie en – visie);
  • de Pabo geeft nazorg: een begeleider uit de Pabo volgt de startende leraar minimaal nog één jaar, waardoor de Pabo vanuit de oud-studenten directe nuttige feedback krijgt op de inrichting van de lerarenopleiding.

Ben je startende leraar? Kijk eens wat de LerarenKamer van de Onderwijscoöperatie voor je kan betekenen.

Deze tekst is ook gepubliceerd onder Lerarenblogs van de Onderwijscoöperatie.

Ik, die leraar

Standaard
Image credit: Ting W. Chang

En dan word je zomaar gebeld door de Onderwijscoöperatie: je bent genomineerd voor Leraar van het Jaar. Ik was er even stil van. En meteen denk je: wie vindt dan dat ik die eer verdien? En vind ik dat zelf eigenlijk wel? Want ik zelf ben mijn grootste criticus…

Leer-kracht

Ik ben een eeuwig lerende leerkracht. Een eeuwig lerend mens. Want ik voel pas dat ik leef als ik mijzelf ontwikkel. En niet alleen als leerkracht, juist niet. Maar als mens in zijn totaliteit, met alle rollen die ik heb: dochter, echtgenote, moeder, vriendin, familielid, collega. In het verleden vond ik het moeilijk om al die verschillende rollen te hebben. Maar sinds ik – door ervaring, studie, coaching en reflectie – weet én voel dat het slechts róllen zijn, en niet verschillende ménsen, is het leven stukken eenvoudiger. Ik hoef namelijk niet telkens een nieuwe rol aan te nemen. Ik ben gewoon Femke. Altijd.

Altijd? Nou ja, dat is wel mijn streven. Natuurlijk zijn er momenten in je leven dat je de grip even verliest. Dat je het even niet meer weet. Dat je een fout maakt en hem niet direct weet te herstellen. Dat je een reactie geeft die niet zo bedoeld was. Maar de kunst is om daar bewust van te zijn. Om open te staan voor de mogelijkheden. Om de nieuwe uitdaging aan te gaan en het niet te zien als een probleem. Om vooral ook te bepalen wat en wie je nodig hebt om weer een stap verder te komen. En dan vooral: wie. Want ik besta in relatie tot de ander. Maar ik heb ook een relatie met mijzelf.

Verbondenheid

In het boek Ik, de leraar van Marcel van Herpen, staat in hoofdstuk vijf verbondenheid centraal. Hij ziet het als kernopdracht van de leraar om verbonden te zijn met zichzelf. Dit is ook voor mij wezenlijk. Voor mij houdt deze verbondenheid met jezelf in dat je jezelf accepteert en vertrouwt. Dat je de dingen die je doet en de keuzes die je maakt, weloverwogen doet. En dat – mocht het niet zo gaan zoals dat de bedoeling was – je altijd in staat blijft om te reflecteren, te evalueren, te leren en vervolgens bij te stellen. Als je dat in de klas samen met de kinderen doet, bevordert dat de goede relatie, de vertrouwensband. Als je kinderen toelaat in jouw leerproces, geef je het goede voorbeeld. Je geeft een mooi signaal: leren is mooi en het mag met vallen en opstaan. Maar we groeien en dát is ons streven.

Mijn pedagogische opdracht

Van Herpen daagt je in zijn boek uit om je pedagogische opdracht te onderzoeken. Later haalt hij Otto Scharmers Theorie-U aan: de open geest (denken zonder oordeel), het open hart (de liefdevolle verhouding tot jezelf, de ander en de situatie), en de open wil tot handelen ( kunnen loslaten en je niet laten belemmeren door angst voor controleverlies). Het pad dat je bewandelt heeft een U-vorm, waarmee je de diepte in duikt en niet rechtstreeks hoeft over te steken. Daar moet je dus soms even de tijd voor nemen. Zeker als je de grip op een situatie even kwijt bent. Of de grip op een kind.

En dat is voor mij het moeilijkste: de connectie met een kind verliezen en even niet meer weten hoe deze te herstellen. Maar dan ga ik nadenken. En lezen. En dan neem ik even afstand en kan ik weer observeren zonder oordeel. Dan kan ik mijn hart weer volledig openstellen voor dat kind en dan wíl ik en kán ik ook weer handelen. Ik ga in gesprek en benoem mijn eigen behoefte om de relatie weer goed te krijgen: ík heb het nodig. Die verbondenheid. Die relatie. Díe leraar, dat ben ik.