Vrijheid in verbondenheid

Standaard
Image credit: Pink Sherbet Photography

Leider zijn in het onderwijs: Wie ben je en waar sta je voor? Waarom doen we de dingen die we doen? Waartoe doen we die dingen? Hoe weten we dat ze goed zijn? Mooie, essentiële vragen die aan de orde kwamen tijdens de conferentie van het NIVOZ 24 september jl. Een conferentie over leidinggevende zíjn, in plaats van het hebben of verkrijgen van allerlei competenties. Ik ben als leerkracht ook leidinggevende. Ik geef leiding aan mijzelf en aan mijn kinderen.

Het zijn gaat over moed, vertrouwen, authenticiteit en integriteit en is altijd in verbondenheid. Zonder verbondenheid is er in wezen niets. Dan heeft een thema als vertrouwen geen betekenis. Maria Montessori zag ook alles in verbinding: onze kosmos in haar geheel, maar ook de delen onderling. En dan vooral ook de mensen onderling. Ik ben wie ik ben in relatie tot de ander. Maar wíe ben ik dan en hóe ben ik dan? Em. hoogleraar ‘Onderwijsinnovatie en leiderschap’ Dolf van den Berg noemt het van fundamenteel belang dat wij onszelf kennen en telkens onze roeping vinden. Mijn roeping als een duurzaam verhaal met als doel: volledig in mijn kracht komen om voor de ander beschikbaar te zijn. Deze zin zou Maria prachtig hebben gevonden. Want wat voelt de leidster zich krachtig als zij erin slaagt zonder woorden de handeling te laten overnemen door het kind, als zij erin slaagt het kind de viertrap te laten beklimmen, als zij haar voorbereide omgeving tot bloei ziet komen door de levendige betrokkenheid en leergierigheid van de kinderen en als haar aanbiedingen als zinvol en betekenisvol worden ervaren.

En dat is, in mijn ogen, de missie van het onderwijs. Het moet ertoe doen, waardevol zijn, zinvol zijn, betekenisvol en samenhangend. Onze missie moet ook zijn dat we het samen doen: ouders, leerlingen, leerkrachten en directeuren. We moeten zorgen dat we in verbinding staan met elkaar, want willen we niet allemaal in wezen hetzelfde? Goed onderwijs, voor iedereen? Kinderen de kans geven zich te ontwikkelen, in hun kracht te staan en te ontdekken wie ze zelf zijn en willen zijn? Het lijkt zo simpel. Gewoon goed onderwijs verzorgen.

Maar het is zo complex, ons vak. Want wat is goed onderwijs dan? Balanceren moeten we in ieder geval, elke dag. Balanceren tussen aandacht voor de onderwijsinhouden (wat doen we en waartoe?), de onderwijsvormen (hoe doen we dit en met wie?) en de leerling (wat heeft het kind nodig?). Ik observeer en signaleer. Dan beslis ik: ingrijpen of juist even laten? Afwegen, keuzes maken, van minuut tot minuut. Complex ja, en vermoeiend soms, maar prachtig.

Prachtig, want we mogen leren. Alleen of samen, elke dag. Leren van nieuwe situaties, van kinderen, van collega’s. En zolang ik bewust regelmatig stilsta en blijf nadenken over het waartoe ik de keuzes maak die ik op bepaalde momenten maak, zolang ik mijn eigen ontwikkeling op peil houd en de sterke professional blijf, zolang ik in dialoog blijf met mijn leerlingen, ouders, collega’s en leidinggevenden en ik mij openstel voor feedback, nieuwe kansen en leermomenten, geef ik goed onderwijs. Dat geloof ik. En wat ik als leerkracht dan vooral nodig heb? Vertrouwen. Vertrouwen hebben in mijzelf en in de ander én vertrouwen krijgen van mijn leidinggevenden. Want ik heb mijn leidinggevende nodig, zoals een kind zijn leerkracht nodig heeft. En dat betekent naast vertrouwen ook vrijheid kunnen geven. Vrijheid in gebondenheid én vrijheid in verbondenheid. En ook dát zou Maria mooi gevonden hebben.

Voor deze blog raakte ik geïnspireerd door sprekers Gert Biesta en Dolf van den Berg en de tekst is eerder gepubliceerd in Montessori Magazine, 38-1.

 

Advertentie

Leer samen, in verbondenheid

Standaard
Photo Credit: Ervins Strauhmanis via Compfight cc

Wanneer je een dierbare verliest, valt alles even stil. Dan is er even niets meer wat je wil en dan zijn veel dingen even heel onbelangrijk. Je bent je bewust van de essentie van het leven: verbondenheid. Je verbonden voelen met de mensen om je heen, maakt dat je leven inhoud en betekenis heeft. Je bestaat in relatie tot de ander.

“Het menselijke individu kan zich zonder een sociaal leven niet ontwikkelen, de mens leeft van mensen.” (Maria Montessori in De Methode, 1907)

Die verbondenheid is ook waar het écht om draait in ons onderwijs. Verbondenheid zorgt voor wederzijds begrip. Het gevoel verbonden te zijn met de ander, zorgt voor oprechte interesse en nieuwsgierigheid naar de ander, voor acceptatie van de ander; voorwaarden voor een goede relatie. En die goede relatie is een voorwaarde voor goed onderwijs.

In het kind ligt het antwoord

Maria Montessori zag in het kind een onderwijzer. Het kind is het zélf dat resultaten bereikt. Het is het kind zélf dat de antwoorden heeft, dat deskundig is. Maar kinderen zijn zich daar lang niet altijd bewust van. Ze zijn ook lang niet altijd in staat om aan te geven waar ze goed in zijn, wat ze kunnen of waar ze juist behoefte aan hebben. Het is aan óns om het kind de ruimte te geven bij zijn (onderwijs)behoeften te komen, ze te herkennen en te benoemen. Daarvoor moeten wij écht naar ze kunnen luisteren en goede vragen stellen. Dat betekent zonder oordeel, maar met een open houding een gesprek aangaan. Dán is er echt sprake van contact, van verbondenheid. En alleen dán kun je komen tot het antwoord in het kind.

Samen in gesprek

Algemeen bekend is dat open vragen in veel gevallen wenselijker zijn dan gesloten vragen. Toch trappen we vaak in de valkuil en zijn onze vragen meer gesloten en veel suggestiever ook, dan onze bedoeling is. In een kindgesprek gaat het om de positieve benadering, kijkend naar de – voor het kind – wenselijke toekomst: hoe wil je nu verder? Wat of wie heb je nodig? Wat kun je al? Wat gaat al goed? Wat wil je nog leren? Je bent doelgericht, handelingsgericht en oplossingsgericht in gesprek.

Gemakkelijk is het niet. Ruimte geven aan het kind, betekent rustig kunnen observeren. Niet direct interpreteren, maar benoemen wat je bij het kind ziet en aangeven wat dat met jou doet. Bewust zijn van je lichaamstaal, je intonatie, je vraagstelling. Langere stiltes laten vallen, je woorden geteld laten zijn, niet vooruitdenken of gaan invullen, maar enkel het kind volgen. Het kind voelt zich dan gezien en gehoord, voelt zich meer verbonden met jou en zekerder van zichzelf. Vrijer om te durven zeggen wat het zeggen wil en vragen wat het vragen wil. En zo help je het kind het (weer) zelf te doen. Gericht op de toekomst. Samen, in verbondenheid.

Ik, die leraar

Standaard
Image credit: Ting W. Chang

En dan word je zomaar gebeld door de Onderwijscoöperatie: je bent genomineerd voor Leraar van het Jaar. Ik was er even stil van. En meteen denk je: wie vindt dan dat ik die eer verdien? En vind ik dat zelf eigenlijk wel? Want ik zelf ben mijn grootste criticus…

Leer-kracht

Ik ben een eeuwig lerende leerkracht. Een eeuwig lerend mens. Want ik voel pas dat ik leef als ik mijzelf ontwikkel. En niet alleen als leerkracht, juist niet. Maar als mens in zijn totaliteit, met alle rollen die ik heb: dochter, echtgenote, moeder, vriendin, familielid, collega. In het verleden vond ik het moeilijk om al die verschillende rollen te hebben. Maar sinds ik – door ervaring, studie, coaching en reflectie – weet én voel dat het slechts róllen zijn, en niet verschillende ménsen, is het leven stukken eenvoudiger. Ik hoef namelijk niet telkens een nieuwe rol aan te nemen. Ik ben gewoon Femke. Altijd.

Altijd? Nou ja, dat is wel mijn streven. Natuurlijk zijn er momenten in je leven dat je de grip even verliest. Dat je het even niet meer weet. Dat je een fout maakt en hem niet direct weet te herstellen. Dat je een reactie geeft die niet zo bedoeld was. Maar de kunst is om daar bewust van te zijn. Om open te staan voor de mogelijkheden. Om de nieuwe uitdaging aan te gaan en het niet te zien als een probleem. Om vooral ook te bepalen wat en wie je nodig hebt om weer een stap verder te komen. En dan vooral: wie. Want ik besta in relatie tot de ander. Maar ik heb ook een relatie met mijzelf.

Verbondenheid

In het boek Ik, de leraar van Marcel van Herpen, staat in hoofdstuk vijf verbondenheid centraal. Hij ziet het als kernopdracht van de leraar om verbonden te zijn met zichzelf. Dit is ook voor mij wezenlijk. Voor mij houdt deze verbondenheid met jezelf in dat je jezelf accepteert en vertrouwt. Dat je de dingen die je doet en de keuzes die je maakt, weloverwogen doet. En dat – mocht het niet zo gaan zoals dat de bedoeling was – je altijd in staat blijft om te reflecteren, te evalueren, te leren en vervolgens bij te stellen. Als je dat in de klas samen met de kinderen doet, bevordert dat de goede relatie, de vertrouwensband. Als je kinderen toelaat in jouw leerproces, geef je het goede voorbeeld. Je geeft een mooi signaal: leren is mooi en het mag met vallen en opstaan. Maar we groeien en dát is ons streven.

Mijn pedagogische opdracht

Van Herpen daagt je in zijn boek uit om je pedagogische opdracht te onderzoeken. Later haalt hij Otto Scharmers Theorie-U aan: de open geest (denken zonder oordeel), het open hart (de liefdevolle verhouding tot jezelf, de ander en de situatie), en de open wil tot handelen ( kunnen loslaten en je niet laten belemmeren door angst voor controleverlies). Het pad dat je bewandelt heeft een U-vorm, waarmee je de diepte in duikt en niet rechtstreeks hoeft over te steken. Daar moet je dus soms even de tijd voor nemen. Zeker als je de grip op een situatie even kwijt bent. Of de grip op een kind.

En dat is voor mij het moeilijkste: de connectie met een kind verliezen en even niet meer weten hoe deze te herstellen. Maar dan ga ik nadenken. En lezen. En dan neem ik even afstand en kan ik weer observeren zonder oordeel. Dan kan ik mijn hart weer volledig openstellen voor dat kind en dan wíl ik en kán ik ook weer handelen. Ik ga in gesprek en benoem mijn eigen behoefte om de relatie weer goed te krijgen: ík heb het nodig. Die verbondenheid. Die relatie. Díe leraar, dat ben ik.