Weg met die trui?

Standaard
Image credit: Steve Snodgrass

Wisdrift. Een mooi, zelf bedacht woord waarmee oud-leraar klassieke talen Wolter Kassies tijdens de Revius reünie in Doorn een hedendaags fenomeen aan de orde stelt. Hij ziet teveel verdwijnen: veel van het oude, van het goede en ook van het slechte. De neiging ons slavernijverleden uit te willen poetsen bijvoorbeeld; te wissen, deleten, alsof het niet bestaan heeft. Maar het maakt onderdeel uit van ons verleden en ook van ons heden. Een last die we moeten dragen wellicht, maar ook ons noodzakelijk blijvend bewustzijn van een gemaakte fout die niet te herstellen valt, maar wel een tweede maal te voorkomen is. Het uitwissen van een onderdeel van ons verkeerde verleden is onnodige wisdrift, stelt Kassies. Onnodig, en het tast onze culturele identiteit aan. Het kan natuurlijk ook doorschieten naar de andere kant en dan spreekt Kassies over behoudzucht; koste wat kost vasthouden aan het oude. Natuurlijk ligt de juiste weg – zoals vaker – in het midden.

Het is bijzonder om een les bij te wonen van deze docent, ruim 90 jaar oud, zeer belezen, een wandelende encyclopedie der klassieken en nog altijd scherp; met humor lesgevend, de oud-leerlingen op de vingers tikkend als ze de gevraagde vertalingen of feiten niet snel paraat hadden. Wat fantastisch, denk ik, zo’n bevlogen man die hier nog steeds vol passie zijn verhaal vertelt en hóe: alles uit het hoofd en uit het hart met een duidelijke liefde voor zijn vak en voor de mens.

Het ontroert me ook. Wisdrift. Bij Kassies is er geen sprake van gewis. Alles is er nog, even belangrijk om te vertellen, even sterk gevoeld als toen hij lesgaf. Hij heeft het goede altijd behouden; is de passie voor het vak blijven voelen en geniet op zijn leeftijd nog met volle teugen wanneer hij weer even lesgeeft. Ik miste het lesgeven zelf al een tijdje. Ik voelde het al enkele maanden sterk, maar het komt tijdens deze les heel duidelijk binnen: het is voor mij echt tijd om de school weer in te gaan, met kinderen te werken, te doen waar ik goed in ben én waar ik gelukkig van word.

Er is regelmatig sprake van wisdrift in mijn leven. Heel praktisch is mijn kledingkast dan slachtoffer van zo’n bui, of spullen in huis. Onrust in mijn hoofd, in mijn lijf en dan de behoefte om te ruimen en te herordenen. Wisdrift. Om een punt te zetten achter een bepaalde levensfase. Maar geen complete vernieuwingsdrang. Altijd ook het goede van het oude behouden. En niet in de zin van: deze trui is nog goed, dus ik doe hem niet weg. Het kan kwalitatief goed zijn, maar het moet ook passen in een nieuwe situatie, een nieuwe fase. Past het niet, dan mag het heus wel weg. Geen behoudzucht. Al heb ik daar af en toe ook last van: dat hemd kan echt niet weg, want dat had ik aan toen mijn eerste geboren werd. Maar dat is eigenlijk een mooie vorm van koesteren. Van warm herinneren. Het hoeft niet meer gedragen te worden, maar het zal er altijd zijn.

Ik heb een nieuwe baan. Ik geef weer les. In een nieuwe stad, op een school die géén montessorischool is. En dus doe ik na ruim tien jaar mijn montessoritrui uit. Niet weg. Ik houd hem in mijn kast. Het blijft stiekem toch mijn lievelingstrui. Als het nodig en passend is, trek ik hem aan. Geen wisdrift, geen behoudzucht, maar de prachtige middenweg: richting mijn nieuwe levensfase als schoolleider, nu even buiten het montessorionderwijs, maar met warm en liefdevol behoud van al het goede.

Deze tekst is eerder verschenen als column in Montessori Magazine 40-3.

Altijd honger

Standaard
Image credit: Adrien Sifre

Wat is het geheim van jouw succes als leraar Femke?

Een mooie vraag die ik kreeg van een van de deeltijdstudenten van de HAN Pabo waar ik onlangs mee in gesprek mocht. Het was een waardevolle avond met een scala aan prachtige uiteenlopende onderwijsthema’s waar de studenten zich in verdiepten: ouderparticipatie, Engels in de kleuterklas, Passend Onderwijs, het ideale schoolgebouw en nog veel meer. Aan mij de eer om overal wat over te zeggen. Daarmee hoopte ik de studenten te inspireren en ze verder te helpen in hun kritisch denkproces over hun onderwerp.

En toen kwam die vraag. Hij kwam niet geheel uit het niets. Hij kwam een beetje aan het einde van de intensieve sessie van 1,5 uur. Het is ook een vraag die ik – zij het in andere woorden – wel vaker heb gekregen als Leraar van het Jaar. Iedereen wil weten waarom nou uitgerekend jij de beste bent, waarop ik elke keer weer opnieuw moet uitleggen dat de verkiezing niet om de beste leraar draait, maar om het promoten van ons beroep. En dat mag dan door een uitverkozen ambassadeur gedaan worden. En die ambassadeur is een goede leraar, natuurlijk niet de beste. Ik denk ook niet dat die bestaat.

Wij hebben namelijk een beroep waarin je nooit uitgeleerd bent. En ook al kun je stellen dat er eigenlijk geen enkel beroep is waarvoor je ooit uitgeleerd raakt, denk ik dat het voor leraren extra belangrijk is om je er bewust van te blijven dat je nooit klaar bent met leren.
Ten eerste omdat je werkt met een doelgroep die telkens anders is; de groep leerlingen die dit jaar wat anders nodig heeft dan vorig jaar, de individuele leerling die vandaag wat anders nodig heeft dan gisteren. Ten tweede omdat je als leraar verplicht bent om het goede voorbeeld te geven aan je leerlingen. Je bent nieuwsgierig, je kunt je verwonderen, je wilt leren over zaken waar je wat minder van af weet, je wilt je verdiepen in zaken waar je onderwijshart sneller van gaat kloppen. Kortom, je blijft werken aan je professionalisering.

Mijn geheim? Ik heb altijd honger. Honger naar kennis. Ik heb leren altijd heel erg leuk gevonden en wil mijzelf blijven voeden met nieuwe inzichten; verkregen door feedback van leerlingen, het lezen van een goed onderwijsboek, het voeren van mooie onderwijsdialogen. Voor mij geldt echt: ik leer, dus ik leef! Stilstaan in mijn ontwikkeling is geen optie. Leidt dat willen leren dan automatisch tot succes? Nee, dat denk ik niet. Het hebben van een nieuwsgierige houding is één, ernaar handelen is de vervolgstap. Ik werk planmatig, doelgericht en zet door. Dat alles vanuit passie voor mijn beroep, vanuit het geloof dat het altijd beter kan. Ik heb inmiddels wel geleerd om ook mijn successen te vieren en te zien en waarderen wat er allemaal goed gaat, op zijn tijd even stil te staan, rust te nemen en te genieten van de resultaten. Om vervolgens mijn knorrende geest weer te horen: tijd voor nieuw onderwijsvoer!

Deze tekst is eerder verschenen als column in magazine De Nieuwe Leraar, 2016, #5

Even stilstaan…en gáán!

Standaard
Image credit: Moyan Brenn

Waarom ben je leraar geworden?
Waarom ben je nu leraar?
Waarom wil je leraar blijven?
Hoe wil je dan leraar blijven?

Wanneer ik – in mijn rol als ambassadeur van de Onderwijscoöperatie [1] –  leraren stil laat staan bij deze vragen, dan wakker ik hun onderwijsvuurtje aan. Even een kijkje in het verleden: wat waren mijn idealen? Even bewust zijn van het nu: is het onderwijs dat wat ik ervan verwacht had en ben ik nog tevreden met mijn leraarschap? Even een blik op de toekomst: Wat betekenen die antwoorden voor het vervolg van mijn loopbaan? Doe ik eigenlijk wel de dingen die ik wil doen? Lukt het mij om ze goed te doen? Wat heb ik nodig om te groeien in mijn beroep?

Toen ik de Pabo (deeltijd verkort) deed, ontdekte ik snel dat mijn missie als leraar was de kinderen zo snel mogelijk zo zelfstandig mogelijk te laten zijn. Ik verdiepte mij in diverse (traditionele) onderwijsvernieuwers, in adaptief onderwijs, in literatuur over zelfstandig leren. Ik ontwikkelde het Leesdossier op de basisschool, waardoor kinderen via lees- en kunstonderwijs zelfstandig leerden plannen. Ik was op de reguliere school altijd op zoek naar hoe ik kinderen kon leren het zelf te doen.

Hoe blij was ik dus ook toen ik de kans kreeg om op een montessorischool te werken waar Maria’s ‘help het mij zelf te doen’ centraal stond. Dat ik meteen ook de gelegenheid kreeg om de montessoriopleiding te doen, was voor mij echt een cadeau. Want ik wilde als leraar het ook zo snel en zo goed montessoriaans mogelijk werken. Wat mij als leraar drijft, hangt voor mij erg samen met hoe ik altijd al wilde werken en leren: zelfstandig.

De montessoriopleiding die ik volgde sloot aan op mijn professionaliseringsbehoefte, op mijn manier van leren. Niet elke week ‘schools’ naar de opleiding, maar enkele intensieve contactmomenten waarop ik veel leerde van mijn opleiders, en daarnaast vooral zélf werken en leren in zelfstandig opererende leerteams binnen de eigen regio. Voor iedereen hetzelfde ‘wat’ (doelen), maar eigenaarschap over het ‘hoe’ (aanpak). Voor mij is dit de juiste manier van scholing: leraren zijn zelf verantwoordelijk voor hun ontwikkeling en leggen daar ook zelf verantwoording over af. Wat wij van de kinderen vragen, moeten we ook van onszelf vragen en mogen opleidingen dus ook van ons vragen.

Waarom ben ik leraar geworden? Omdat ik kinderen iets wilde leren.
Waarom ben ik nu leraar? Omdat ik zelf zoveel van kinderen leer.
Waarom wil ik leraar blijven? Omdat ik wil blijven leren en ons beroep daar bij uitstek geschikt voor is.
Hoe wil ik dan leraar blijven? Door mijzelf regelmatig af te vragen of ik nog een gelukkige leraar ben en of ik nog steeds kan doen wat ik wil doen zoals ik het wil doen. En kan ik dat niet? Dan ga ik op zoek naar hoe ik dat dan wel weer kan bereiken. Ik ben tenslotte zelf verantwoordelijk voor mijn (beroeps)geluk en voor mijn (beroeps)ontwikkeling.

Een van onze belangrijkste taken als leraar is voorleven. En zoals we onze kinderen stimuleren bewust en met aandacht te werken aan hun eigen ontwikkeling, zo mogen we ook onszelf en elkaar stimuleren: regelmatig bewust stilstaan bij je beroep, bij je verwachtingen, bij je behoeften. Even stilstaan…en er dan weer helemaal voor gaan!

[1] We mogen trots zijn op ons beroep. We mogen ons professionaliseren. We mogen onszelf laten zien. Dus: sta jij al in het Lerarenregister? Bijna 60.000 leraren gingen je voor: www.registerleraar.nl

Deze tekst is eerder verschenen als column in Montessori Magazine 40-1.

 

To be or not to be a teacher

Standaard
Image credit: Jennifer Sandusky

Ik ben per 1 januari 2016 tijdelijk de klas uit. Ik kreeg de kans om gedetacheerd aan het werk te gaan bij de Onderwijscoöperatie om mij volledig te kunnen storten op het goede doen voor mijn collega-leraren. Als je Leraar van het Jaar wordt, krijg je als ambassadeur de kans om het geluid van jouw onderwijswerkveld te laten horen. Ik neem die verantwoordelijkheid serieus en probeer waar ik kan mijn steentje bij te dragen met als enig doel: goed onderwijs door gelukkige leraren voor gelukkige leerlingen.

Stap in de richting van je idealen
Ik grijp kansen waar ik kan om te werken aan dat doel. Bijvoorbeeld door met politici te praten. Over wat leraren nodig hebben, over wat hen bezighoudt, over waar ze goed in zijn en wat ze moeilijk vinden. Tijdens mijn eerste lunch met Sander Dekker wees ik hem op de problematische klassengrootte in combinatie met Passend Onderwijs én zijn grote focus op meer aandacht voor excellente leerlingen. U vraagt teveel, meneer Dekker. Tijdens mijn eerste kennismaking met Jet Bussemaker pitchte ik over de noodzaak voor een betere begeleiding van starters. U zult de lerarenopleidingen er nog meer bij moeten betrekken, mevrouw Bussemaker. Tijdens de ISTP 2015 kwam ik op voor de stem van de leerling. Tijdens de ISTP 2016 remde ik het ministerie af die de neiging had voor de zoveelste keer iets nieuws te willen lanceren in ons veld terwijl we nog niet eens goed op de hoogte zijn van mooie kansen als het LerarenOntwikkelFonds en onze rol in curriculumontwikkeling. Ik heb niet de illusie dat wat ik zeg ook daadwerkelijk leidt tot grote veranderingen en verbeteringen. Maar elke stap telt. Dat vertel ik mijn leerlingen ook. Elke kleine stap in de richting van je dromen en idealen is de moeite waard.

Wat heeft de wereld van mij nodig?
Vorige week woensdag was ik bij TEDx AmsterdamEd met als thema #BornToLearn. Ik was daar onder de indruk van de talk van Roshan Paul over social innovation en changemaking. Hij vertelde mensen graag te helpen bij belangrijke levenskeuzes, onder andere op het gebied van werk. Hij stelt daarbij essentiële vragen:

Waar ben ik goed in?

Waar word ik gelukkig van?

Wat heeft de wereld van mij nodig?

Ik realiseerde mij dat mijn levensreis zich altijd heeft beperkt tot het voortdurend stellen van de eerste twee vragen. De gevonden antwoorden helpen mij bij met het maken van een keuze: Ik ga naar het Elzendaalcollege, ook al is mijn moeder daar conrector, maar ik word blij van het gebouw. Ik kies biologie in mijn vakkenpakket, ook al raadt iedereen het mij af (veel te moeilijk voor je), maar ik vind het zo’n mooi vak. Ik ga Vergelijkende Kunstwetenschappen studeren, ook al weet niemand eigenlijk wat je daar nou mee kan worden, maar kunst maakt me gelukkig. Ik ga tussendoor in Engeland studeren, ook al krijg ik heimwee, maar ik wil beter worden in Engels. Ik ga stagelopen bij de KunstRAI, ook al krijg ik het doodsbenauwd van al die hotemetoten die voorbijgaan aan kunstbeleving en focussen op de winst, maar ik wil zeker weten dat die wereld niets voor mij is. Ik ga afstuderen in kunsteducatie en schrijf mijn scriptie in het Engels, ook al hoeft dat niet en kost dat meer tijd, maar ik wil mijn Engels onderhouden. Ik ga toch maar naar de open dag van de Pabo, ook al vindt men het raar dat een WO cum laude afgestudeerde zich gaat oriënteren op lesgeven aan jonge kinderen, maar ik was nieuwsgierig. (En mijn moeder was ervan overtuigd dat het iets voor mij zou zijn, dus vooruit dan maar mam, omdat jij het bent en zegt.)

Leraar worden, zijn en blijven
Het bleek een gouden greep, leraar worden. Ik vond het zwaar de eerste jaren, maar wat een mooi en dankbaar vak. Zo betekenisvol, zo zinvol, zo zingevend. Ik fietste vrijwel elke dag fluitend naar mijn werk en fluitend weer terug. Jarenlang kon ik er al mijn eieren in kwijt: liefde voor het zien groeien en bloeien van mensen, voor samen werken aan steeds beter onderwijs, voor het geven van vakken als taal, literatuur, kunst, Engels, geschiedenis en de laatste jaren ICT en sociale media. Ik was er goed in. Ik werd er gelukkig van. Tot ik mij in december 2013 realiseerde dat ik er niet gelukkig genoeg van werd. Het lesgeven alleen bood mij te weinig uitdaging en ik besloot mijn dagen het jaar erop te halveren, zodat ik ook aan de slag kon als montessoritrainer. En toen werd ik ook nog Leraar van het Jaar…

De hybride leraar
Naast ‘Waar ben ik goed in?’ en ‘Waar word ik gelukkig van?’, kwam door het ambassadeurschap ook de vraag ‘Wat heeft de wereld van mij nodig?’ in beeld. Ik zie het als mijn missie om ons vak te promoten. Om studenten te vertellen wat voor goede studiekeuze ze hebben gemaakt. Om invallers en starters te vertellen dat ik hoop dat ze doorzetten, ook al is het zwaar in het begin, maar het is zo de moeite waard om voor het leraarschap te blijven gaan. Om leraren in twijfel (Wil ik nog wel leraar zijn?) te vertellen over mijn eigen loopbaan, mijn keuze om een hybride leraar te worden en enkele banen te combineren. Om mensen te laten stilstaan bij de vraag wat hen in hun leraarschap werkelijk gelukkig maakt of zou maken en wat daar dan voor nodig is.

Hierbij stilstaan doe ik zelf ook voortdurend. En daarbij staat in mijn huidige levensfase de vraag ‘Wat heeft de wereld van mij nodig?’ centraal. Het is een voortdurende zoektocht en ik ben daar ook nooit klaar mee. Ik geloof dat ik op dit moment in mijn leven het beste invulling kan geven aan mijn beoogde doel door er te zijn voor leraren. Dat doe ik met mijn werk bij de Onderwijscoöperatie voor het LerarenOntwikkelFonds en voor het thema curriculumontwikkeling. En dat doe ik met mijn inzet voor starters in het onderwijs, samen met andere Leraren van het Jaar uit de LerarenKamer. Om dit werk goed te doen, op een manier die mij gelukkig maakt, heb ik tijd nodig. Tijd die ik nu krijg door een groot offer te maken: ik geef even geen les en ik mis mijn kinderen. Heeft de wereld het dan niet méér van mij nodig dat ik blijf lesgeven? Kan ik niet het beste dát blijven doen waar ik goed in ben en zo een maximale bijdrage leveren? Misschien wel. En misschien lever ik nu juist mijn maximale wereldbijdrage omdat ik mij inzet voor het geluk en werkplezier van vele leraren. En die leraren samen bereiken met zijn allen nog veel meer kinderen dan ik alleen.

De warme overdracht

Standaard
Image credit: Rafael Sato

Jaren gaf ik les in groep 7/8. De algemene missie van basisscholen om ‘kinderen voorbereiden op de toekomst’ wordt in groep 8 altijd een stuk concreter: ze voorbereiden op de volgende belangrijke stap in hun onderwijscarrière. Een stap naar een groter schoolgebouw waarin je kunt verdwalen (zodat het zweet je uitbreekt, want je hebt vijf minuten om van lokaal te wisselen), een nieuwe vorm van onderwijs waar je aan moet wennen (en als het geen montessori is, wel héél erg aan moet wennen), veel meer leraren voor je neus (met elk een andere gebruiksaanwijzing), alle vakgebieden los aangeboden (Waar is mijn kosmische kapstok? Ik overzie het niet meer!) en dan óók nog allemaal nieuwe kinderen die je moet peilen (want je bent wel stoer en je laat het heus niet zien, maar je hebt toch snel vrienden nodig om niet te verzuipen in de onveilige chaos die de middelbare school op het eerste gezicht lijkt).

En aan ons leerkrachten groep 8 de belangrijke en dankbare taak te zorgen voor verzachtende omstandigheden in de vorm van een goede voorbereiding. Dat betekent dat ik gedurende het laatste jaar van de basisschool steeds meer de nadruk leg op de eigen verantwoordelijkheid voor het leerproces. Dat ik een nog grotere zelfstandigheid verwacht van mijn leerlingen. Dat ik ze regelmatig voorbeelden geef uit de middelbare schoolpraktijk, zodat ze zich kunnen proberen voor te stellen hoe dat gaat zijn straks. Met nadruk op proberen. Want ik heb niet de illusie dat ik de overstap naar het VO werkelijk kan vergemakkelijken. Daar staat het kind toch eigenlijk helemaal alleen voor. Hoeveel hulp en goedbedoelde adviezen het ook krijgt, ieder kind moet uiteindelijk toch zelf beginnen aan dat grote avontuur.

Om dat avontuur toch zo goed mogelijk te laten verlopen, focus ik niet alleen op het kind, maar ook op de ontvangende school. Ja, dat onderwijskundig rapport moet natuurlijk ingevuld worden, maar dat zoveelste afvinklijstje doet bij lange na geen recht aan het kind dat zich acht jaar lang onder onze hoede heeft ontwikkeld. Daar wil ik gewoon over praten met de ontvangende school. Ik wil een warme overdracht. En dat koude rapport krijgen ze er wel bij. De overdracht is bijzonder warm als wij ook de terugkoppeling krijgen vanuit het VO: hoe gaat het met onze oud-leerlingen? Met sommige scholen is die overdracht zo goed, dat we elkaar wederzijds adviseren. Het VO heeft hulp nodig bij de aanpak van een bepaalde leerling en wij kunnen tips gebruiken voor het ‘klaarstomen’ en adviseren van onze achtstegroepers en hun ouders. Mooi, en essentieel, deze warme samenwerking. We zouden er meer tijd voor moeten maken. Een warme overdracht voor iedereen en niet slechts je zorgleerlingen. Werkelijk recht doen aan ieder kind. Zorgen voor een soepele overgang naar het ‘nieuwe leven’.

Want het is zo spannend. Het staat toch in je geheugen gegrift, de eerste schooldag. Extra vroeg opgestaan, want ook al had je gisteravond zorgvuldig je kleren uitgezocht en klaargelegd, vannacht werd je wakker met de conclusie dat dat setje toch geen goed idee is. Bovendien heb je ook de tijd nodig om je hopeloze haar goed te krijgen. Wel hopen dat het niet regent, want je gaat toch echt niet in regenpak naar school. En wat moet je eigenlijk meenemen om te eten? Is een broodtrommel nog wel acceptabel? Maar je krijgt ruzie met je pa als je gaat starten met boterhamzakjes, want dat is slecht voor het milieu. En dat vind jij ook. Want je bent net zo milieubewust als je vader en daar ben je trots op ook. Maar deze eerste schooldag is het milieu even iets minder belangrijk dan jij. Dus je stopt braaf je boterhammen in je broodtrommel, maar grist stiekem die boterhamzakjes ook mee. Voor de zekerheid. Kun je altijd nog omwisselen. Zo. Het avontuur kan beginnen!

Deze tekst is eerder als column verschenen in Montessori Magazine, jaargang 38, nummer 4

Windmolens bouwen

Standaard
Image credit: Jiahui Huang

Afgelopen september mocht ik de aftrap doen van het nieuwe Onderwijspioniersjaar. Ik bestudeerde de zittende pioniers vanaf de zijlijn en ze zagen er moe uit. Niet gek ook, want zeker driekwart van deze leraren had ’s morgens nog lesgegeven en zich moeten haasten om ’s middags in het inspirerende FreedomLab in Amsterdam te kunnen zijn.
Onderwijs is doorzetten. Het is hard werken. Het is soms slopend. Zelfs zo, dat je op sommige dagen, nadat je leerlingen vertrokken zijn, op je bureaustoel ploft en er helemaal niets meer uit je handen komt. Je staart wat voor je uit je weet gewoon even niet meer waar je beginnen moet. Of je eigenlijk nog wel beginnen wíl. Waarom je nog beginnen zou.
Want het is teveel. Er is teveel werk. Mijn to-do-list is te lang, mijn hoofd is te vol, mijn energietank leeg. Het is kwart over drie en ik moet nog beginnen. Zo’n dag dat lesgeven een bijzaak lijkt te zijn. Zo’n dag dat alles aankomt op de uren nádat de leerlingen naar huis zijn. Dan begint het pas: een oudergesprek voeren, vergaderen met de bouw, evalueren van mijn lessen en gemaakt werk, observaties registeren, eigen lessen en het schoolproject plannen en voorbereiden, lokaal poetsen, gang opruimen, werk ophangen, computer aan de praat zien te krijgen etc. etc. O ja, en ook werken aan mijn schooltaken en professionalisering. Nog even tussendoor. Het is niet te doen, tussen 15.00u en 17.00u. Het is eigenlijk gewoon niet te doen.
En tóch zijn er Onderwijspioniers. Leraren die ondanks de werkdruk en hun overvolle agenda iets nieuws willen oppakken, er nog iets bij gaan doen. Leraren die een droom hebben, een goed idee, een mooi beeld, en daar energie van krijgen. Gelukkig maar dat deze pioniersgeest er is, want we hebben onze dromen en idealen hard nodig om ons werk vol te houden, het licht te blijven zien en passie te blijven voelen. Deze pioniers krijgen een kans die álle leraren verdienen: budget en begeleiding, tijd en ruimte om nieuwe onderwijsideeën een kans te geven en te implementeren.
Ik geef de pioniersgroep tijdens de aftrap een compliment. Ze mogen trots zijn op hun pionierschap, op het feit dat ze hier zitten, ook al moesten ze hun lunch nuttigen op de fiets om de trein naar Amsterdam te kunnen halen. Ik wil ze aanmoedigen, deze pioniers. Ik wil ze steunen in hun plannen.
Ik vind het heerlijk om de pionierswind te voelen waaien door onze scholen. Het houdt ons fris en scherp; de gezamenlijke blik op beter onderwijs. When the winds of change blow, some people build walls and others build windmills*. Laten we samen zorgen voor meer windmolens in onderwijsland!

*Chinees gezegde

Deze tekst is eerder verschenen als column in De Nieuwe Leraar #4.

Ook zin om te pionieren in het nieuwe jaar? Doe een aanvraag bij het LerarenOntwikkelFonds

Buiten de lijntjes kleuren

Standaard
Image credit: Steven Depolo

Donderdag 10 september jl. bezocht ik de onderwijsavond van het NIVOZ, de eerste van zes avonden dit schooljaar. Ze inspireren mij altijd, deze waardevolle avonden. Even stilstaan bij je vak, je overtuigingen, je waarden. Stille reflectie, maar ook ruimte voor dialoog, zodat je je overpeinzingen kunt delen en ideeën kunt bijslijpen.
Ik had speciaal zin in deze avond, omdat Mark Mieras zou spreken en ik mooie verhalen had gehoord over deze enthousiaste wetenschapsjournalist en natuurkundige. Hij is gespecialiseerd in hersenonderzoek en als ik dat van tevoren niet had geweten, dan was het me wel meteen duidelijk geworden. Bij binnenkomst viel mijn oog namelijk direct op een brein, liggend op een hoge slanke sokkel, midden in de zaal. Mijn hart maakte een sprongetje. Ik voelde me als een kind aan de start van een kosmische les: nieuwsgierig, vol verwachting en met honger naar nieuwe kennis.

Mijn honger werd gestild. “We hebben een tropisch regenwoud in ons hoofd.” Daar wilde ik natuurlijk meteen het fijne van weten en gelukkig werd mijn leerbehoefte meteen bevredigd toen Mieras een prachtig minicollege gaf over de 90 miljard hersencellen en biljarden verbindingen in ons hoofd; zoveel als alle blaadjes in het Amazonegebied. Ik hing aan zijn lippen die avond. Hij vertelde enthousiast, legde ingewikkelde materie eenvoudig uit, maakte ons aan het lachen, zette ons aan het werk, liet ons ervaren wat voor spel onze hersens kunnen spelen.

Mieras stelde ook een aantal misverstanden aan de kaak. Zoals het idee dat kinderen voorgeprogrammeerd zouden zijn om allerlei kennis in verschillende laatjes te stoppen. Kinderen worden echter geboren met een gereedschapskist om zichzelf in elkaar te zetten. En de tools die daarvoor nodig zijn, zijn ervaringen. Veel en gevarieerde ervaringen die ervoor zorgen dat de hersenen blijvend aangesproken worden. Want, zo zegt Mieras, in het brein is het een zaak van ‘meedoen of eruit liggen’. Daarmee doelt hij op de hersenverbindingen die aangesproken moeten blijven worden, anders vallen ze weg.

Wij leraren moeten ervoor zorgen dat we kinderen de ruimte geven voor het verkrijgen van hun tools, hun ervaringen. De school is een belangrijke plek waar kinderen kunnen bouwen aan hun systeem. Daarbij benadrukt Mieras dat het niet gaat om downloaden op de harde schijf, maar zelf intensief betrokken zijn bij het leerproces. Kinderen zijn kleine wetenschappers. Ze leren door bewust en onbewust stellen van hypotheses die ze al van baby af aan onderzoeken door dingen uit te proberen en daar vervolgens van te leren. Het brein zorgt goed voor zichzelf, aldus Mieras. Het is altijd op zoek naar de afwijkingen, zodat het daardoor kan leren en inzichten kan vergroten.

Dan moeten wij leraren buiten de lijntjes durven kleuren. We moeten durven loslaten, fouten maken en het vooral níet durven weten.
Daarin hebben leraren mijns inziens een belangrijke voorbeeldfunctie. Door jezelf kwetsbaar, open en lerend op te stellen, laat je aan kinderen zien wat een basisvoorwaarde voor ontwikkeling is. De nieuwsgierige levenshouding vormt de essentie. Kinderen nieuwsgierig maken lukt het best als ze al een klein beetje weten van het onderwerp, nét genoeg om gemotiveerd te raken méér te willen weten. Kauwen we alles voor – is de kennis eenvoudigweg te downloaden voor kinderen – raken we hun aandacht kwijt. Geven we te weinig input, raken ze bij voorbaat al niet betrokken. Het gaat om het blijven zoeken naar de balans. Om het geven van het juiste lesje op het goede moment, aan de groep, of aan dat ene kind. En dat elke dag weer opnieuw. Jezelf als leraar blijven uitvinden, en daar ook van genieten, dat is de beste leraar, volgens Mieras. Ik ben het roerend met hem eens!

Deze tekst verscheen eerder als column in Montessori Magazine, jaargang 39, nummer 1, nov. 2015

Smullen in Singapore

Standaard
Image credit: Leonid Yaitskiy

Al tijdens mijn inhoudelijke voorbereidingen voor de reis naar Singapore met de delegatie* van Sander Dekker, liep mij het water in de mond. Wat is het daar goed geregeld voor leraren, bijna onwaarschijnlijk. Mooi dat ik het zelf kon ervaren dus; eerst proeven, dan geloven!

Tijdens onze bezoeken aan een school (Temasek Polytechnic), de lerarenopleiding NIE, het bij- en nascholingsinstituut AST, een universiteit (NTU), de vakbond STU en het Ministry of Education (MOE) werd mij meteen duidelijk: ze spreken hier dezelfde onderwijstaal. En dat maakte indruk op me; de voelbaarheid, hoorbaarheid en zichtbaarheid van de gemeenschappelijke, gezamenlijke focus op goed onderwijs, en wel ‘toekomstbestendig onderwijs’, waar het ministerie zich op richt: we zijn nooit klaar.

In de hele curriculumdiscussie Onderwijs2032 is dat nu precies de uitdaging. Het onderwijsveld bij uitstek moet in beweging blijven, aangezien wij mensen helpen zich voor te bereiden op deelname aan de maatschappij. En die verandert. Dus we zijn nooit klaar. En dan ben ik blij met het rapport van de Commissie Schnabel waarin het belang van personificatie en socialisering wordt benadrukt. Want als we nooit klaar zijn, zullen we in elk geval houvast moeten zoeken in wie wij zijn, met wie wij zijn en waar wij voor staan.

En toen stond ik opeens voor de ingelijste ‘Desired Outcomes of Education’ (DOE) aan de muur van de Academy of Singapore Teachers (AST). Deze outcomes zijn leidend voor alle leraren in Singapore. Of ze nou werken in het PO, aan de universiteit of op de lerarenopleiding, dit is hun gemeenschappelijke taal. Oók dat van het ministerie. Of misschien beter gezegd: júist van het ministerie. Want alle leraren-in-opleiding en leraren zijn in directe dienst van het ministerie en in wezen uitvoerders van het beleid. (Waarover ze gelukkig ook wat te zeggen hebben, door de inrichting van de Career Tracks in Singapore.) De DOE fungeren als gemeenschappelijk onderwijsdoel, als basis voor beleid en als evaluatie-instrument: doen we nog steeds het goede in ons onderwijssysteem? Iedereen die is opgeleid door het Singaporese systeem is:

  • confident person who has a strong sense of right and wrong, is adaptable and resilient, knows himself, is discerning in judgment, thinks independently and critically, and communicates effectively;
  • self-directed learner who takes responsibility for his own learning, who questions, reflects and perseveres in the pursuit of learning;
  • an active contributor who is able to work effectively in teams, exercises initiative, takes calculated risks, is innovative and strives for excellence; and,
  • concerned citizen who is rooted to Singapore, has a strong civic consciousness, is informed, and takes an active role in bettering the lives of others around him.

MOE legt de lat hoog, maar het is wel een mooie lat. En het ministerie is zich ook bewust van de uitdagingen: bilingualism, teaching to the test, parental pressure, special needs education. Ze zijn zoals gezegd nooit klaar. Maar ze hebben wel een mooie en belangrijke visie. Ze leiden leraren op die een gemeenschappelijke taal spreken en dezelfde eed afleggen. Er is sprake van een professionele standaard, eenzelfde overkoepelende visie, een gedeeld kompas:

Singapore Teachers: Lead. Care. Inspire.

Ok, misschien is er veel voorgeschreven. Ook het curriculum is gedetailleerd beschreven. Maar het geeft ook een duidelijk houvast. En leraren ervaren genoeg ruimte in het hoe. Ze krijgen bovendien alle ruimte om daaraan te werken. Maximaal 18 lesuren per week, 100 professionaliseringsuren, alle scholing en nascholing wordt betaald door MOE. Sterker nog, je wordt al betaald als je aan de lerarenopleiding begint. Er is veel respect en zorg voor de leraar. Ze worden ook veel betrokken in het beleid doordat iedereen direct in dienst is van het ministerie. Geen bestuurslaag, wat een efficiëntie.

Dat kan natuurlijk wantrouwen opwekken hier in Nederland. Vooral bij diegenen bij wie de nekharen direct overeind gaan staan bij het horen van ‘top-down’. Maar er zijn tegelijkertijd ook vormen van bottom-up. Hoe leraren tijd krijgen om samen te werken aan het curriculum, feedback kunnen geven aan MOE wanneer het curriculum herzien wordt, zichzelf blijvend mogen professionaliseren waarbij er mooie carrièreperspectieven zijn en talent erkend en breder ingezet wordt. Een beetje sturing is niet zo erg. Het kan leiden tot een gemeenschappelijk doel, het enige doel dat voor mij geldt als het gaat om onderwijs: onderwijs maak je SAMEN. Samen optrekken, samen de dialoog blijven voeren, samen komen tot goed onderwijs en alle institutionele en/of individuele belangen loslaten en proberen te vertalen naar duidelijke rollen en verantwoordelijkheden. De uitdaging zit hem in ons fragmentarische Nederlandse onderwijssysteem en het doel om de neuzen dezelfde kant op te krijgen. En voor mij is er maar een richting mogelijk: we moeten kijken in de richting van het kind. (De toekomst van) onze kinderen, daar werken we samen toch uiteindelijk allemaal voor?

Voor mij was het smullen in Singapore. Zou ik daar leraar zijn, dan zou ik snel doorgroeien tot Senior Teacher, om junior teachers te mogen coachen en op mijn beurt van hen te leren. Ik zou vervolgens willen doorgroeien tot Lead Teacher en Master Teacher, om mijn expertise in te kunnen zetten in een breder netwerk van scholen en mijn eigen kennis te verrijken. Misschien zou ik na het geklim op deze eerste ladder, de Teaching Track, graag willen opschuiven naar de tweede, de Leadership Track en een leidinggevende positie krijgen op een school of het ministerie. Wellicht zou ik door willen schuiven naar de derde track, de Specialist Track, volledig aan de slag bij het ministerie, zodat ik mijn tanden kon zetten in curriculumbeleid. Ik zou keuzes hebben, brede groeimogelijkheden en ik zou volop gesteund worden door collega’s, leidinggevenden en het ministerie:

Teachers are the key to everything that is being done in Education. (…) different teachers have different aspirations. (MOE) 

Precies. En we willen gezien en gehoord worden!

 

*De delegatie bestond uit:
Sander Dekker, Staatssecretaris, OCW
Christianne Mattijssen, directeur VO, OCW
Rinda den Besten, voorzitter PO-raad
Paul Rosenmöller, voorzitter VO-raad
Joost Kentson, voorzitter Onderwijscoöperatie
Ingrid Brummelman, voorzitter Platform 2032
Jelmer Evers, leraar VO, genomineerde Global Teacher Prize 2015 (Blog Lessen uit Singapore)
Jasper Rijpma, leraar VO, Leraar van het Jaar 2014
Joke Lorist-Klappe, leraar SO, Leraar van het Jaar 2014
Femke Cools, leraar PO, Leraar van het Jaar 2014
Sander van Dam, woordvoerder, OCW
Hans Balfoort, Internationale relaties, OCW

 

 

Mijn digitale leer-plicht

Standaard

Image credit: Jeremy Keith

Juf, kijk eens wat een mooie steen ik in de vakantie gevonden heb?
Ja, Niels, die is bijzonder. Waar heb je hem gevonden?
In de bergen in Oostenrijk. Mag ik hem nu verder onderzoeken?
Natuurlijk mag dat, goed idee. Laat me straks zien wat je geleerd hebt.

Juf, kijk een wat een handige app ik in de vakantie ontdekt heb?
O, Saar, die ken ik niet. Wat kun je ermee?
Je kunt de tafels handig oefenen. Mag ik ze nu oefenen met mijn smartphone?
Natuurlijk mag dat, goed idee. Laat me straks zien welke vorderingen je gemaakt hebt.

Ik stimuleer kinderen om te komen met dat wat ze willen leren of onderzoeken. Dat wat op dat moment hun leerbehoefte is. Ik ben een gelukkige leerkracht als die intrinsieke motivatie er is, als het leren als vanzelf gaat, omdat het betekenis heeft en als zinvol wordt ervaren door het kind. Die leerbehoefte kan werkelijk van alles inhouden. Naast een variatie aan leerinhouden betekent het natuurlijk ook een variatie aan leerstijlen. Ik houd rekening met de meervoudige intelligentie en denk dat het de hoogste tijd is om – naast de nieuwste negende intelligentie, filosofeerknap – ook oog te hebben voor een tiende: digiknap.

Ik werk volgens het principe van ‘bring your own device’ (BYOD) en kinderen krijgen de vrijheid om op hun device te werken tijdens werktijd. Tijdens mijn ronde bevraag ik hen op wat ze doen, hoe het werkt, welk doel de app, tool of sociaal medium heeft, wat ze ervan leren en hoe. In wezen geven ze mij dan een lesje en niet andersom. Zij helpen mij het zelf te doen in onze snel veranderende digitale wereld.

Mijn taak is aan te sluiten bij de leefwereld van onze kinderen. Mijn taak is de gevoelige perioden te herkennen en daarop in te spelen. We moeten de digitale leermogelijkheden dus omarmen. Niet omdat ze er nu eenmaal zijn, maar omdat veel kinderen aangeven het prettig te vinden digitaal te werken, leren, samen te werken en te communiceren. Het is hun wereld, dus ook de mijne. Ik ben het als hun leerkracht aan ze verplicht om mij te verdiepen in hun wereld. Om ervoor open te staan. Om mee te bewegen. Om zelf te leren.

Moet ik dan zelf alles kunnen op gebied van ICT? Moet ik dan zelf alles weten over het aanbod van allerlei apps? Moet ik dan zelf persé gebruikmaken van sociale media?

Nee, dat hoeft niet. Want juist de kinderen kunnen mij daarbij helpen. Zij zijn de specialisten. Zij zijn onze digiknappe digimaatjes. Ik laat hen uitzoeken hoe een app werkt en er mij verslag van doen. Ik laat ze de klas vertellen hoe ze een website hebben gemaakt, zodat anderen er ook mee aan de slag kunnen. Ik laat een ouder samen met een groepje leerlingen de beginselen van programmeren ontdekken, zodat ik daarna Scratch-ambassadeurs in de klas heb die anderen en mij kunnen helpen het zelf te doen.

Wat is mijn eigen digitale leer-plicht als leerkracht dan nog? Ik moet de basisvaardigheden zelf beheersen. Ik moet weten hoe de meest gangbare programma’s werken, hoe ik mijn digipen activeer en kabels controleer. Ik moet daarnaast vooral heel mediawijs zijn, zodat ik de kinderen mediawijs kan maken en essentiële gesprekken kan voeren over online gedrag, veilig surfen, privacy, auteurs- en portretrecht en handig zoeken. Maar bovenal wil ik gewoon van de kinderen leren en open staan voor dat wat hen bezighoudt in hun dagelijkse leven. En bij een groot deel van de kinderen speelt hun leven zich ook digitaal af. Zéker in de bovenbouw; de digitale gevoelige periode.

Deze tekst is eerder verschenen als column met de titel ‘Mijn digiknappe digimaatjes’ in Montessori Magazine 38-2.

Het jaar van de Leraar van het Jaar

Standaard
Image credit: Hery Zo Rakotondramana

Veel mensen hebben de laatste weken aan me gevraagd: ben je niet blij dat je drukke jaar er bijna op zit, als Leraar van het Jaar? Mijn antwoord is nooit een eenzijdig ja of nee. Dat ligt wat ingewikkelder. Mijn antwoord begint met: ja, maar…en dan komt er van alles wat ik ga missen. Of mijn antwoord begint met: nee, en…dan komt er een uitleg over dat de drukte volgend jaar niet voorbij zal zijn. Gelukkig maar, want ik ben van die onderwijsdrukte gaan houden.

Ja, ik ben wel blij dat ik 7 oktober het stokje over mag dragen aan een volgende Leraar van het Jaar. Ten eerste omdat ik mijn ervaringen dit jaar zo fantastisch vond dat ik dit zoveel andere leraren met passie óók gun. Ten tweede omdat ik het niet altijd leuk vond om in de schijnwerpers van de pers te staan. Ik houd me liever niet bezig met de journalistieke vraag ‘waarom ik de beste leraar ben’ (ze begrijpen het altijd verkeerd). Ik vind het niet zo fijn als er een camera op mijn neus staat en ik zowel op mijn houding, als mijn blik als mijn getelde woorden moet letten. Ik houd er niet van om gemaakt te lachen en te lang in ongemakkelijke houdingen te moeten zitten omdat de fotograaf nóg niet tevreden is. Ik wil gewoon over onderwijsinhoud praten en het poseren overlaten aan mensen die dáár dan weer talent voor hebben.

Dus wat ik in elk geval niet zal missen is de media-aandacht op die manier. Maar ik moet zeggen dat ik op dat gebied wel veel geleerd heb en ik het ook niet had willen missen. Niet dat ik nu in een keer wél fotogeniek ben natuurlijk. Maar wel dat ik zonder trillende stem of klamme handen gewoon durf te praten in een camera. En omdat het altijd kort korter kortst moet – dat wat je moet zeggen (‘graag even jouw visie op onderwijs in 80 woorden’… Eh, wát!?) – leer je te komen tot de essentie van datgene waar je voor staat als leraar. En dat maakt je krachtig. Je visie helder hebben is noodzakelijk om je dagelijkse onderwijskeuzes goed te kunnen maken. Je visie helder hebben is ook een voorwaarde om te kunnen kiezen in alle aanvragen die je krijgt als Leraar van het Jaar. Mijn pijlers Passie & Professionaliteit hebben ervoor gezorgd dat ik de aanvragen langs die ‘meetlat’ kon leggen om te bepalen of ze waardevol genoeg waren om erop in te gaan, of het de tijdsinvestering waard was. Je moet zo letten op je tijd, je energie. Alhoewel ik moet bekennen dat ik nog nooit zoveel energie heb gehad als afgelopen schooljaar. Ik vond alles zo geweldig en leerzaam en ik heb zoveel mensen met passie ontmoet, dat gáf me vrijwel altijd energie.

Wat ik dan wél zal missen, zijn de inhoudelijke aanvragen: een mooi diepte-interview, een interessante paneldiscussie, pitchen voor de minister of lunchen met de staatssecretaris. Maar Leraren van het Jaar zijn niet klaar na hun jaar van roem. Ze zitten verenigd in de LerarenKamer en zijn te benaderen voor o.a. adviezen, lezingen, workshops, Lessen in Passie en hulp aan starters. Het ministerie van OC&W weet ons steeds beter te vinden, waardoor we de stem van leraren daar vaker kunnen laten horen. Dus ik word wellicht niet meer uitgenodigd om te lunchen met de staatssecretaris, maar dan nodigt de LerarenKamer hém gewoon uit om te lunchen met óns.

Mijn werkzaamheden en mooie ontmoetingen gaan volgend jaar gelukkig gewoon door. Ik zal wat minder geleefd worden, de druk is er van af, die zullen de volgende Leraren van het Jaar wat meer gaan voelen. Maar ik blijf wel bezig. Op de planning staan alweer prachtige dingen zoals het organiseren van het Starterscafé, een workshop differentiëren, een lezing over het digiknappe kind, een Les in Passie en een workshop sociale media op het Europees Montessori Congres in Lublin. Genoeg moois! En dat allemaal naast het lesgeven aan het jonge kind. Jaren ervaring met het oudere kind. Nu op naar de middenbouw. Heerlijk: weer een nieuw schooljaar waarin ik veel mag leren!

Op Leraar24 staat mijn portret, waarin ik onder andere terugblik op dit afgelopen prachtige en avontuurlijke schooljaar.