Buiten de lijntjes kleuren

Standaard
Image credit: Steven Depolo

Donderdag 10 september jl. bezocht ik de onderwijsavond van het NIVOZ, de eerste van zes avonden dit schooljaar. Ze inspireren mij altijd, deze waardevolle avonden. Even stilstaan bij je vak, je overtuigingen, je waarden. Stille reflectie, maar ook ruimte voor dialoog, zodat je je overpeinzingen kunt delen en ideeën kunt bijslijpen.
Ik had speciaal zin in deze avond, omdat Mark Mieras zou spreken en ik mooie verhalen had gehoord over deze enthousiaste wetenschapsjournalist en natuurkundige. Hij is gespecialiseerd in hersenonderzoek en als ik dat van tevoren niet had geweten, dan was het me wel meteen duidelijk geworden. Bij binnenkomst viel mijn oog namelijk direct op een brein, liggend op een hoge slanke sokkel, midden in de zaal. Mijn hart maakte een sprongetje. Ik voelde me als een kind aan de start van een kosmische les: nieuwsgierig, vol verwachting en met honger naar nieuwe kennis.

Mijn honger werd gestild. “We hebben een tropisch regenwoud in ons hoofd.” Daar wilde ik natuurlijk meteen het fijne van weten en gelukkig werd mijn leerbehoefte meteen bevredigd toen Mieras een prachtig minicollege gaf over de 90 miljard hersencellen en biljarden verbindingen in ons hoofd; zoveel als alle blaadjes in het Amazonegebied. Ik hing aan zijn lippen die avond. Hij vertelde enthousiast, legde ingewikkelde materie eenvoudig uit, maakte ons aan het lachen, zette ons aan het werk, liet ons ervaren wat voor spel onze hersens kunnen spelen.

Mieras stelde ook een aantal misverstanden aan de kaak. Zoals het idee dat kinderen voorgeprogrammeerd zouden zijn om allerlei kennis in verschillende laatjes te stoppen. Kinderen worden echter geboren met een gereedschapskist om zichzelf in elkaar te zetten. En de tools die daarvoor nodig zijn, zijn ervaringen. Veel en gevarieerde ervaringen die ervoor zorgen dat de hersenen blijvend aangesproken worden. Want, zo zegt Mieras, in het brein is het een zaak van ‘meedoen of eruit liggen’. Daarmee doelt hij op de hersenverbindingen die aangesproken moeten blijven worden, anders vallen ze weg.

Wij leraren moeten ervoor zorgen dat we kinderen de ruimte geven voor het verkrijgen van hun tools, hun ervaringen. De school is een belangrijke plek waar kinderen kunnen bouwen aan hun systeem. Daarbij benadrukt Mieras dat het niet gaat om downloaden op de harde schijf, maar zelf intensief betrokken zijn bij het leerproces. Kinderen zijn kleine wetenschappers. Ze leren door bewust en onbewust stellen van hypotheses die ze al van baby af aan onderzoeken door dingen uit te proberen en daar vervolgens van te leren. Het brein zorgt goed voor zichzelf, aldus Mieras. Het is altijd op zoek naar de afwijkingen, zodat het daardoor kan leren en inzichten kan vergroten.

Dan moeten wij leraren buiten de lijntjes durven kleuren. We moeten durven loslaten, fouten maken en het vooral níet durven weten.
Daarin hebben leraren mijns inziens een belangrijke voorbeeldfunctie. Door jezelf kwetsbaar, open en lerend op te stellen, laat je aan kinderen zien wat een basisvoorwaarde voor ontwikkeling is. De nieuwsgierige levenshouding vormt de essentie. Kinderen nieuwsgierig maken lukt het best als ze al een klein beetje weten van het onderwerp, nét genoeg om gemotiveerd te raken méér te willen weten. Kauwen we alles voor – is de kennis eenvoudigweg te downloaden voor kinderen – raken we hun aandacht kwijt. Geven we te weinig input, raken ze bij voorbaat al niet betrokken. Het gaat om het blijven zoeken naar de balans. Om het geven van het juiste lesje op het goede moment, aan de groep, of aan dat ene kind. En dat elke dag weer opnieuw. Jezelf als leraar blijven uitvinden, en daar ook van genieten, dat is de beste leraar, volgens Mieras. Ik ben het roerend met hem eens!

Deze tekst verscheen eerder als column in Montessori Magazine, jaargang 39, nummer 1, nov. 2015

Vrijheid in verbondenheid

Standaard
Image credit: Pink Sherbet Photography

Leider zijn in het onderwijs: Wie ben je en waar sta je voor? Waarom doen we de dingen die we doen? Waartoe doen we die dingen? Hoe weten we dat ze goed zijn? Mooie, essentiële vragen die aan de orde kwamen tijdens de conferentie van het NIVOZ 24 september jl. Een conferentie over leidinggevende zíjn, in plaats van het hebben of verkrijgen van allerlei competenties. Ik ben als leerkracht ook leidinggevende. Ik geef leiding aan mijzelf en aan mijn kinderen.

Het zijn gaat over moed, vertrouwen, authenticiteit en integriteit en is altijd in verbondenheid. Zonder verbondenheid is er in wezen niets. Dan heeft een thema als vertrouwen geen betekenis. Maria Montessori zag ook alles in verbinding: onze kosmos in haar geheel, maar ook de delen onderling. En dan vooral ook de mensen onderling. Ik ben wie ik ben in relatie tot de ander. Maar wíe ben ik dan en hóe ben ik dan? Em. hoogleraar ‘Onderwijsinnovatie en leiderschap’ Dolf van den Berg noemt het van fundamenteel belang dat wij onszelf kennen en telkens onze roeping vinden. Mijn roeping als een duurzaam verhaal met als doel: volledig in mijn kracht komen om voor de ander beschikbaar te zijn. Deze zin zou Maria prachtig hebben gevonden. Want wat voelt de leidster zich krachtig als zij erin slaagt zonder woorden de handeling te laten overnemen door het kind, als zij erin slaagt het kind de viertrap te laten beklimmen, als zij haar voorbereide omgeving tot bloei ziet komen door de levendige betrokkenheid en leergierigheid van de kinderen en als haar aanbiedingen als zinvol en betekenisvol worden ervaren.

En dat is, in mijn ogen, de missie van het onderwijs. Het moet ertoe doen, waardevol zijn, zinvol zijn, betekenisvol en samenhangend. Onze missie moet ook zijn dat we het samen doen: ouders, leerlingen, leerkrachten en directeuren. We moeten zorgen dat we in verbinding staan met elkaar, want willen we niet allemaal in wezen hetzelfde? Goed onderwijs, voor iedereen? Kinderen de kans geven zich te ontwikkelen, in hun kracht te staan en te ontdekken wie ze zelf zijn en willen zijn? Het lijkt zo simpel. Gewoon goed onderwijs verzorgen.

Maar het is zo complex, ons vak. Want wat is goed onderwijs dan? Balanceren moeten we in ieder geval, elke dag. Balanceren tussen aandacht voor de onderwijsinhouden (wat doen we en waartoe?), de onderwijsvormen (hoe doen we dit en met wie?) en de leerling (wat heeft het kind nodig?). Ik observeer en signaleer. Dan beslis ik: ingrijpen of juist even laten? Afwegen, keuzes maken, van minuut tot minuut. Complex ja, en vermoeiend soms, maar prachtig.

Prachtig, want we mogen leren. Alleen of samen, elke dag. Leren van nieuwe situaties, van kinderen, van collega’s. En zolang ik bewust regelmatig stilsta en blijf nadenken over het waartoe ik de keuzes maak die ik op bepaalde momenten maak, zolang ik mijn eigen ontwikkeling op peil houd en de sterke professional blijf, zolang ik in dialoog blijf met mijn leerlingen, ouders, collega’s en leidinggevenden en ik mij openstel voor feedback, nieuwe kansen en leermomenten, geef ik goed onderwijs. Dat geloof ik. En wat ik als leerkracht dan vooral nodig heb? Vertrouwen. Vertrouwen hebben in mijzelf en in de ander én vertrouwen krijgen van mijn leidinggevenden. Want ik heb mijn leidinggevende nodig, zoals een kind zijn leerkracht nodig heeft. En dat betekent naast vertrouwen ook vrijheid kunnen geven. Vrijheid in gebondenheid én vrijheid in verbondenheid. En ook dát zou Maria mooi gevonden hebben.

Voor deze blog raakte ik geïnspireerd door sprekers Gert Biesta en Dolf van den Berg en de tekst is eerder gepubliceerd in Montessori Magazine, 38-1.

 

Oproep aan de gelukkige leider

Standaard
Image credit: Takashi Hososhima

De gelukkige leerkracht, dáár draait het om. Voel je passie, ontdek je kracht en weet zo anderen te inspireren. Waar ben je trots op? Laat het zien!

Zet je klaslokaal open en nodig ouders en collega’s uit in de klas. Laat zien wie je bent, waar je voor gaat en waar je voor staat. Dat wat jij doet in je klas, daar heb jij over nagedacht. Maar sta ook open voor feedback. Wees niet bang voor kritische vragen, want ze houden je scherp. Omarm die feedback die jou verder helpt in je ontwikkeling. Want jouw ontwikkeling is belangrijk. Je wilt je leerlingen graag zien ontwikkelen. Dus wees het goede voorbeeld.

Wees niet alleen een voorbeeld voor je leerlingen, maar betrek ze ook in je onderwijs. Samen optrekken om je onderwijs passender, sterker en innovatiever te maken. Betrek ze bij het groepsproces, bij hun eigen leerproces, maar ook bij jóuw leerproces. Geef ze de ruimte om te leren, maar gun vooral jezélf die ruimte ook. Vraag feedback, zodat je de volgende dag weer beter weet hoe je verder kunt gaan.

Volg je leerlingen, zij hebben vaak het antwoord. Weet je even niet hoe je een leerling verder kan helpen? Vraag het! Een leerling weet veel, in de eerste plaats over zichzelf, dat wat hem bezighoudt, wat hij nodig heeft, zijn motivatie, leerstijlen. Is de relatie met de groep verstoord? Vertel de leerlingen wat dat met je doet en geef aan dat je ze zo hard nodig hebt om samen weer verder te kunnen gaan. Wees open en eerlijk, wees jezelf, en leerlingen zullen je helpen.

Leerlingen zijn je spiegel. Durf er in te kijken en je groeit. Die lerende leerkracht, die genietende, gelukkige leerkracht. Jij. Daar draait het om.

Op de vakjurydag voor Leraar van het Jaar 2014, was dit mijn statement. Het gaat in wezen over allen die leidinggeven in het onderwijs. Niet alleen leerkrachten, maar ook schoolleiders en bestuurders. Als ik stilsta bij mijn eigen rol als leider in het onderwijs – leidinggeven aan mijn leerlingen – dan is dit de leider die ik wil zijn:

de gelukkige leider, die geniet van zijn vak;
de lerende leider, die zich blijft ontwikkelen;
de eerlijke leider, die open is en zichzelf;
de luisterende leider, die luistert zonder verborgen agenda;
de observerende leider, die kijkt zonder oordeel;
de begeleidende leider, die coacht en helpt;
de bemoedigende leider, die steunt en complimenteert;
de vertrouwende leider, die de nodige ruimte geeft;
de sturende leider, die helpt bepaalde nodige grenzen te bewaken.

Als ik als leerkracht tot bloei wil komen, heb ik mijn leidinggevende nodig, zoals een kind zijn leerkracht nodig heeft.

Ik wil in de eerste plaats gezien worden. Gewoon, een beetje aandacht in de wandelgangen. Kom er maar eens bij zitten in mijn klas. Maar dan zónder dat het voelt als het verplichte klassenbezoek voor het functioneringsgesprek. Nee, gewoon, omdat je nieuwsgierig bent naar wat ik doe met mijn leerlingen.

Ik wil ook graag gehoord worden. Ik wil kunnen vertellen wat mij bezighoudt, wat mij zorgen baart, maar ook waar ik goed in ben, waar mijn kracht zit, welke talenten ik heb, zodat je dat weet. Zodat ik daar iets mee kán en ook mag gaan dóen binnen de school.

Ik wil natuurlijk serieus genomen worden. Ik wil mee kunnen denken in dat wat onze school de onze maakt. Want de school is van ons allemaal. We doen het samen, anders wankelt onze minimaatschappij.

Ik realiseer mij dat ik een leerkracht ben met een ongeremde passie voor mijn vak. Dat ik een leerkracht ben die altijd op zoek is naar hoe de dingen beter kunnen, hoe ik mijzelf zó kan ontwikkelen dat ik nóg beter kan aansluiten bij mijn leerlingen en ze nóg beter de ruimte kan geven om hun eigen kracht te vinden en hun talenten te kunnen ontwikkelen. Ik weet dat ik waarschijnlijk bij een bepaalde minderheid hoor. Die leerkrachten die veel lezen, praten en schrijven over onderwijs en daar volop energie van krijgen. Die leerkrachten die wellicht niet eens merken dat er zoveel uren in onderwijs gaan zitten. Die continu zoeken naar mogelijkheden en nieuwe uitdagingen, die constructief met hun leidinggevenden meedenken op weg naar beter onderwijs.

Maar er zijn écht méér leerkrachten te bereiken. Ook zíj kunnen openstaan en ervoor gaan. Je moet ze alleen wél het vertrouwen geven. En ze de ruimte geven voor hun passie, hun kracht en hun talent. En ze ook de tijd gunnen om zich te ontwikkelen, zich te kunnen aanpassen aan dat wat toch écht soms moet. Die bepaalde kaders en grenzen die er toch écht moeten zijn in een schoolorganisatie. Maar zorg dan – om af te sluiten met een van de principes van mijn heldin Maria Montessori – zorg dan voor vrijheid,
vrijheid ín gebondenheid.

Dit was mijn verhaal op de conferentie van NIVOZ ‘Leider zijn in het onderwijs’, op
24 september 2014.

De leerkracht als onderhandelaar

Standaard
Image credit: Aidan Jones

“Montessori onderwijs is onderhandelen, we onderhandelen de hele dag door.”

aldus een leerkracht die geciteerd wordt in het boek En nú: Montessori! van Hendriksen en Pelgrom (2013). En zo is het maar net.

Of misschien toch niet? Menig docent zal het in twijfel trekken. Hoezo, onderhandelen? Ik ben toch zeker zélf de baas in mijn klas? Ik bepaal toch zeker zélf wat er gebeurt, wat er hier geleerd wordt en hoe mijn leerlingen dat moeten doen? Begrijpelijke gedachten, met een kern van waarheid. Want ja, we zijn tenslotte officieel eindverantwoordelijk, we zullen de regie in handen moeten houden en toch moeten voorkomen dat leerlingen een loopje met ons nemen…

Maar leerlingen nemen niet zomaar een loopje met je. Misschien doen ze dat juist wel éérder als je een autoritaire en allesbepalende aanpak hebt. Waarschijnlijk doen ze het óók als je de andere kant uit slaat en een laissez-faire benadering hebt. De sleutel van goed onderwijs ligt natuurlijk in het midden: democratisch onderwijzen, in vrijheid in gebondenheid. Neem de onderwijsbehoeften en feedback van je leerlingen serieus en geef ze een stem. Neem jezelf en jouw onderwijsdoelen en – behoeften serieus en deel ze met je leerlingen. Creëer een open en eerlijke sfeer, waarin het aangeven van behoeften en grenzen normaal is. Bepaal samen wat er nodig is in de klas om tot zinvol leren te komen en laat ook kinderen elkaar aanspreken wanneer het leerproces verstoord wordt.

Hendriksen en Pelgrom spreken over het belang van gehoorzaamheid:

“In de montessoristijl is gehoorzamen in de eerste betekenis erg belangrijk, luisteren naar jezelf, luisteren naar je eigen ontwikkelingskracht.”

Dat geldt voor zowel de leerkracht als het kind. Alleen, voordat je kunt luisteren naar je eigen ontwikkelingskracht, moet je die kracht wél vinden, zien, kunnen en durven inzetten. En dat vinden kinderen – en ook volwassenen – niet altijd eenvoudig. Ze kunnen vaak direct en feilloos aangeven waar ze niet goed in zijn, maar moeten veel langer nadenken over waar ze dan wél goed in zijn. En dat dan ook nog eens hardop benoemen, is nog een volgende stap. Terwijl het zo belangrijk is. Want je talenten kennen en deze durven benoemen, is een voorwaarde voor persoonlijke groei. Het stimuleert je zelfvertrouwen en je durf om nieuwe uitdagingen aan te gaan en vormt jouw stevige basis waarop je terug kunt vallen als het even niet zo meezit.

En wat is hier onze taak als leerkracht dan? Een lichtstraal geven, zou Maria Montessori zeggen. En in dit geval zou ik zeggen: jouw licht laten schijnen op de talenten van de kinderen. Zodat ze zichzelf goed zien, in volledigheid zien en trots kunnen zijn. Dan komt dat zelfvertrouwen vanzelf. Dan komt de ontwikkelingskracht boven drijven. Dan worden ook onderwijsbehoeften helder en eigen en kunnen kinderen eigenaar worden van hun eigen leerproces.

En dat onderhandelen dan? Dat is de vrijheid in gebondenheid. Want zelfs al leren kinderen goed hun ontwikkelingskracht (her)kennen en hun ontwikkelingsbehoeften benoemen, ze zullen altijd een duidelijk onderwijskader nodig hebben dat verduidelijkt waarom leerstof in een bepaalde periode toch doorlopen moet worden (het geheel). Je zult dagelijks onderwijsdoelen moeten benoemen, waardoor benodigde kennis voor leerlingen een logische plek krijgt (de delen). En dus onderhandel je. Je gaat in gesprek. Je luistert naar het kind. En je zult zien: dan luistert het kind ook écht naar jou.